Malcolm blikt terug op de opening van JH Clockwork, 12 augustus 1993

Exact dertig jaar geleden, op 12 augustus 1993, opende Jeugdhuis Clockwork in Leuven de deuren. Ik zou hier nu pagina's kunnen vullen met grappige anekdotes en historische feiten, maar ik stel me liever de vraag of een dergelijk initiatief vandaag nog enige slaagkans zou hebben.

JH Clockwork was de poging van enkele plaatselijke jongeren die nu helaas in een andere leeftijdscategorie worden ingedeeld om een alternatief te bieden voor wat volgens hen in het Leuvense uitgaansleven ontbrak. Nu is het zeker niet mijn bedoeling dat of enig ander verleden te romantiseren, want ook toen is niet alles perfect verlopen en al die geweldige ideeën hebben de betrokkenen minstens even veel stress als plezier opgeleverd, maar het is wel een feit dat de vzw in april 1993 is opgericht en in augustus 1993 al een echte werking had. Als de kansen op succes toen klein waren, zijn ze nu gewoon minimaal en we moeten opletten dat we de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij de verkeerde personen leggen.

Het is gemakkelijk met de vinger te wijzen naar een stadsbestuur, de lokale politie, een huisbaas of ontstelde buurtbewoners. Het probleem is wel iets groter en algemener dan dat. Iedereen die een jeugdhuis of even goed een commerciële zaak uitbaat, weet dat zijn lot is verbonden aan een hoop factoren die hij niet altijd even goed onder controle kan houden. Een wisseling van een politieke coalitie kan tot een verandering in het subsidiebeleid leiden. Een huurcontract biedt geen eeuwige zekerheid. Een nieuwe buur kan plots een klacht indienen voor iets wat een vorige bewoner niet stoorde. Uiteindelijk gaat het er echter om dat men wordt gedwongen een spelletje te spelen zonder ooit zelf over de deelname te hebben kunnen beslissen.

Ik wil hier geen simpel pleidooi tegen het kapitalisme van maken, want dat zou wat te oppervlakkig zijn, zeker omdat we ook gewoon niet in een zuiver kapitalistische economie leven. In een echt kapitalistisch model is er, bijvoorbeeld, geen racisme of seksisme, want de discriminatie van economische actoren op basis van hun ras of gender biedt geen objectief berekenbare financiële meerwaarde. Waar wij al zeer lang, van voor 1993 en tot na vandaag, mee moeten leven, is een kapitalistisch model dat aan zijn plaatselijke maatschappelijke context is aangepast, maar waarvan de verdedigers niet inzien dat die aanpassingen ongeveer even veel nadelen als een ongehinderd kapitalistisch model hebben.

Die aanpassingen raken namelijk niet aan de kern van het probleem. Natuurlijk hebben onze achtereenvolgende regeringen en de hen soms met argumenten beïnvloedende en soms met immorele drukkingsmiddelen manipulerende belangengroepen altijd beseft dat ze in een samenleving opereren. De bekende uitspraak van de overleden crimineel Margaret Thatcher “There is no society” is nooit door iedereen geloofd of in de praktijk gebracht. Dat valt eenvoudig te bewijzen, want als premier vond zij het net nodig in te grijpen in de maatschappelijke structuren, wat moeilijk kan als men het bestaansrecht van die structuren ontkent.

De op het eerste gezicht verzachtende maatregelen die worden verondersteld ons economisch model voor iedereen leefbaar te houden, vertrekken echter vanuit een doelstelling die nooit expliciet wordt vermeld. Studiebeurzen bieden kinderen uit arme gezinnen kansen om hoger onderwijs te volgen, maar het is natuurlijk de bedoeling dat ze nadien productieve werkkrachten worden. Sociale huisvesting beperkt de dakloosheid, maar het is natuurlijk de bedoeling de overlast die daklozen creëren tot een minimum te beperken. Een betaalbare ziekteverzekering houdt mensen met een beperkt budget letterlijk in leven, maar het is natuurlijk de bedoeling dat ze niet door ziekte uit het productieproces wegvallen. Alles staat in het teken van de deelname aan de economische processen.

In JH Clockwork speelden we wel eens kleurenwies, een nobele cafésport die hele avonden kon vullen en meestal werd afgerond omdat de aanwezigen niet meer beseften welke kaarten ze in de hand vlak voor hun ogen vasthielden. Dat is een spelletje met winnaars en verliezers, maar het grote verschil met ons economisch model is dat iedereen zelf kon kiezen of hij al dan niet wilde spelen en op elk moment ook kon stoppen en wegwandelen. In onze geweldige economie kan dat niet. Iedereen die wordt geboren, wordt gedwongen mee te spelen en regels te volgen die niet alleen door anderen worden geschreven, maar bovendien ook door die anderen worden opgedrongen als onbetwistbare wetten van de fysica. De wet van vraag en aanbod bepaalt blijkbaar de bewegingen van mensen even zeer als de wet van de zwaartekracht de bewegingen van objecten met massa in het tijd-ruimtecontinuüm bepaalt. Wie een economische wetmatigheid in vraag stelt, wordt meteen afgeschreven als naïeve dromer of potentiële terrorist.

Ons economisch model is ook een spel met weinig winnaars, veel verliezers en een groep in het midden die wanhopig probeert zich naar boven te wurmen. In tegenstelling tot kleurenwies, met zijn overzichtelijke spelregels en duidelijke communicatie, schuilt aan de basis van dit spel echter een interne contradicatie die de verdedigers systematisch proberen te verzwijgen. Dit is misschien het moment om wat technischer te worden.

Kleurenwies is wat men een zero-sum game noemt. Als iemand twee punten verliest, zal iemand anders diezelfde twee punten winnen. Als men wil weten of de rekening klopt, moet men gewoon natellen of de punten van de spelers met een negatieve score en de punten van de spelers met een positieve score samen op nul uitkomen.

Onze economie is officieel een non-zero-sum game. Het is mogelijk steeds meer geld te creëren en te verdienen. De bakker in het dorp haalt uit de verkoop van brood en gebak een bepaalde omzet. Als er een nieuwe bakker bijkomt, betekent dit niet automatisch dat de oude bakker een gedeelte van zijn omzet verliest. Het is even goed mogelijk dat de mensen, net omdat het aanbod nu uitgebreider is, meer brood kopen en dat beide zaken een omzet halen die hoger ligt dan de oorspronkelijke omzet van de oude bakker. Op die manier is meer winst gecreëerd, wat volgens de heersende voorschriften de belangrijkste prioriteit van onze handelaars moet zijn.

Er is echter een probleem, want die non-zero-sum economie is wel gehuisvest op een planeet met een eindige omvang. Voor de financiële sector maakt dat geen verschil, want daar halen ze hun stijgende winsten uit het gokken met producten die eigenlijk niet eens bestaan en die hun waarde halen uit percenten van andere producten die ook niet bestaan. De bankiers kunnen blijven heen en weer bewegen tussen bubbel en crisis zonder enige voeling met de realiteit te moeten onderhouden. De mensen wonen echter niet in een virtuele wolk, maar onder de grijze wolken die ons plaatselijk klimaat kenmerken.

Ik heb het even opgezocht en blijkbaar bedraagt de totale oppervlakte van de Aarde 510.000.000 vierkante kilometer. Dat zal vooral de bewoners van een klein appartement met een terrasje waar net twee stoelen op passen zeer groot lijken, maar het blijft wel een eindig getal, zeker omdat 70.80% ook nog eens onder water ligt [1]. Dit betekent dat de eigendom van grond geen non-zero-sum game kan zijn, want het is niet mogelijk de planeet groter te maken. Dat heeft een boel mensen echter niet tegengehouden om zich zeer grote delen van de beschikbare grond toe te eigenen en daar vervolgens een zeer lucratief business model op te baseren.

De volhardende lezer die het nog niet heeft opgegeven, zou zich kunnen afvragen wat dit nu eigenlijk allemaal met de levensvatbaarheid van jeugdhuizen te maken heeft. Wel, een jeugdhuis heeft voor zijn werking per definitie een fysieke ruimte nodig en die ruimte is nergens te vinden. Opeenvolgende generaties hebben, stilzwijgend of onder druk, toegelaten dat een kleine groep mensen steeds meer grond konden verwerven en daar steeds meer geld aan konden verdienen dat vervolgens weer in de aankoop van nog meer grond werd geïnvesteerd. Het is nu zo ver gekomen dat zelfs de machtigste overheden machteloos staan tegenover de grootgrondbezitters en de projectontwikkelaars die bepalen wie waar kan leven en hoeveel dat moet kosten in een wettelijke structuur die het eigendomsrecht boven alles plaatst, met uitzondering van het recht op fysieke integriteit [2].

Wie vandaag een jeugdhuis wil oprichten, wordt gedwongen om in dit spelletje te stappen en zich aan te passen aan de marktconforme vastgoedprijzen. Men kan naar de lokale overheid kijken, maar die heeft ook niet genoeg budgettaire ruimte om de indeling van het grondgebied aan te passen aan de behoeften van de eigen bevolking. Wat de mensen willen, is ondergeschikt aan de winsten die de bezitters van de gronden en de panden nastreven. Dat was in 1993 al zo, maar het is nu nog veel erger. Terwijl sociale activisten zich achtereenvolgens focusten op het algemeen enkelvoudig stemrecht, de inkorting van de werkweek, rechtvaardige verloning, gezonde arbeidsomstandigheden en energietransities, waren ze blind voor de betonnering van de ruimtelijke ordening achter hun rug. Wie geen stukje van het aardoppervlak in eigendom heeft, staat machteloos. Jongeren die een jeugdhuis willen, moeten een commerciële logica volgen die hen als een nooit te overtreden wet wordt voorgeschoteld of moeten gaan bedelen, hopend dat iets of iemand hen toch iets wil gunnen.

Ik ben natuurlijk niet blij met al die grijze haren, maar ik ben tegelijkertijd wel blij dat ik vandaag geen jonge twintiger meer ben.
In 1993 was het moeilijk, maar het was nog mogelijk iets te doen. En dat hebben wij ook gedaan. De huidige jeugd heeft het zo moeilijk om ook maar een enkel ideetje in de praktijk te kunnen brengen dat ze volgens mij ook de wil verliest om iets te doen. En dat zal binnen dertig jaar tot veel deprimerender beschouwingen leiden dan deze tekst.

---------------------------------
[1] Megalomane miljardairs willen de ruimte in, hopelijk om daar voor goed te blijven, maar volgens hun eigen logica is dat niet eens een goed idee. De kosten die met de kolonisatie van andere hemellichamen zijn verbonden, zullen de komende eeuwen niet opwegen tegen de potentiële winst en als goede kapitalisten zouden ze die ideeën dan ook beter voor lange tijd opbergen. Het gevolg is dat we het allemaal moeten stellen met de lappen grond die we nu kunnen zien.
[2] Ook de extreemste kapitalistische ideologen vinden momenteel niet dat men iemand mag vermoorden om zijn eigendommen te verwerven. Misschien komt dat ooit nog wel.