Vandaag heeft ons aller minister-president, de voormalige gedelegeerd bestuurder van Unizo, het volgende verklaard over ‘100 jaar Groote Oorlog’, de officiële herdenking van de Eerste Wereldoorlog: “Het is onze bedoeling deze herdenking te gebruiken om Vlaanderen wereldwijd op de kaart te zetten. [1]” Tot daar de honger en de kou van onze soldaten in de loopgraven. Tot daar het kwart miljoen doden dat de Britten op onze bodem hebben laten liggen om een paar vierkante meter te heroveren. Tot daar de dorpen in de Westhoek die tot het laatste huis zijn kapotgebombardeerd. Tot daar de moeders die hun kinderen dienstplichtig zagen worden en de dochters die hun vader mochten begraven. Tot daar een conflict dat Europa een hele generatie heeft gekost en waarvan de mislukte vredesonderhandelingen in Parijs in 1919 twee decennia later een nog bloediger slachtpartij op ons heeft laten neerdalen.
Neen, daar gaat het niet om. Vlaanderen moet op de kaart worden gezet en de West-Vlaamse middenstand moet er iets aan verdienen [2]. Kris Peeters heeft er nog net op tijd aan gedacht ‘gebruiken’ te zeggen in plaats van ‘misbruiken’. Dat staat beter in de kranten.
Dit schaamteloos exploiteren van de ellende van anderen is verre van nieuw, maar het werkt nog steeds even hard op mijn zenuwen.
----------
[1] Dinsdag 15 januari 2013, in de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking van het Vlaams Parlement.
[2] Het is trouwens uitzonderlijk dat dit punt op de agenda van deze commissie terechtkomt. Hoewel een wereldoorlog min of meer per definitie een internationale aangelegenheid is, wordt de herdenking haast uitsluitend besproken in de commissie Toerisme, alwaar haast uitsluitend West-Vlamingen het woord nemen om de belangen van hun eigen hebzuchtige achterban veilig te stellen.