Malcolm analyseert de parlementaire stommiteit van de week

De boosdoener van dienst is ditmaal Danielle Van Wesenbeeck, een Brabantse onderneemster die sinds het ontslag van Gwendolyn Rutten in 2017 als volksvertegenwoordigster in het Vlaams Parlement zetelt.

Ik schets even de context. Voka, vroeger bekend als de Kamers van Koophandel, vindt alle werklozen parasieten en vindt dat wie niet werkt ook niets moet krijgen. Een zoveelste poging dit af te dwingen, is het voorstel de kloof tussen de werkloosheiduitkeringen en de laagste lonen te verkleinen. Alleen vindt Voka dat niet de werkgevers, maar de overheid dat verschil moet betalen. Zodra bekend werd dat dit de Vlaamse begroting 500 miljoen euro zou kosten, sprongen alle ministers naar de dichtstbijzijnde microfoon om het voorstel als onbetaalbaar af te schieten, maar dat doet hier niet ter zake.

Op 9 januari vond het Vlaams Parlement het nodig hierover te debatteren. Als onderneemster vond mevrouw Van Wesenbeeck het nodig ook haar standpunt naar voren te brengen. Op zich is dat geen probleem, want daar dient een parlementair debat nu eenmaal voor, maar dat kan natuurlijk ook op een verstandige manier.

Ik citeer: “De essentie is de vraag hoe we de vacatures ingevuld krijgen. Voka heeft een voorstel gedaan. Het economisch feestje, als ik het zo mag noemen, is eigenlijk door de werkgevers georganiseerd. Ik hoor van een aantal mensen aan de linkerzijde dat ze dat feestje willen laten betalen door diegenen die het mee hebben georganiseerd. Ik vind dat een beetje moeilijk. We kunnen dat niet toestaan.”

Mij gaat het eigenlijk niet om de inhoud van het standpunt. Blijkbaar vindt Voka dat de overheid met belastinggeld een loonsverhoging moet toekennen aan mensen die al belastingen betalen, wat eigenlijk een nuloperatie is. Maar dat is kritiek die al door anderen is gegeven. Mij gaat het erom dat mevrouw Van Wesenbeeck blijkbaar niet in staat is op voorhand na te denken over de vergelijkingen die ze maakt.

Ten eerste vergelijkt ze het grote aantal vacatures op de arbeidsmarkt met een economisch feestje dat door de werkgevers is georganiseerd. Ik wil er toch even op wijzen dat elke economische groei in de eerste plaats aan de werknemers ligt. Zonder hun inspanningen zou geen enkele werkgever producten of diensten kunnen verhandelen. Als het personeel een dag thuisblijft, ligt het bedrijf stil. Als de baas een dag thuisblijft, haalt iedereen de schouders op.

Ten tweede vindt ze dat dit feestje niet mag worden betaald door wie het organiseert. Waar slaat dat nu op? Deze uitspraak is dom, eender hoe men ze interpreteert.

Als ik een verjaardagsfeestje organiseer, betaal ik dat ook zelf. Ik krijg misschien een paar cadeaus, maar voor de rest draai ik op voor de kosten. Of pleit mevrouw Van Wesenbeeck hier voor een vermaatschappelijking van de traktaties?

Als ik een echte fuif organiseer, inclusief een inkomprijs en zonder enige traktaties, draai ik ook op voor de kosten. Ik kan die kosten misschien recupereren als er voldoende mensen komen opdagen en als die mensen voldoende geld uitgeven, maar uiteindelijk moet ik nadien de verhuurder van de zaal, de brouwer en uiteraard ook de extreem belangrijke DJ betalen.

Als ik een bedrijf heb dat niets met feestjes te maken heeft, draai ik al even zeer op voor de kosten. Ik kan hopen dat ik die kosten recupereer en zelfs winst maak als voldoende mensen mijn producten kopen, maar uiteindelijk moet ik al mijn facturen betalen, zelfs als de magazijnen nog vol onverkochte rommel staan.

Ik stel voor dat we allemaal iets leren uit de fouten van iemand die binnen enkele maanden ongetwijfeld opnieuw op een of andere lijst zal verschijnen. We moeten nadenken over wat we zeggen en dat liefst op voorhand. Zo kunnen we vermijden dat we ons belachelijk maken met vergelijkingen die geen connectie met de realiteit hebben.