Malcolm bezocht: het Rebellion Festival in Blackpool (2 tot 5 augustus 2018)

Blackpool is een van die Britse steden die steeds meer op Detroit beginnen te lijken. Elk jaar lijkt de armoede weer met een paar percenten te zijn gestegen en dat uit zich in toenemende aantallen daklozen, bedelaars en vervallen gebouwen die door het het gemiddelde Belgische stadsbestuur  onmiddellijk onbewoonbaar zouden worden verklaard, maar ginds blijkbaar nog als hotel dienst mogen doen. De stad draait al langer dan een eeuw hoofdzakelijk op toerisme, maar ik heb me laten vertellen dat hotels die vijf jaar geleden nog 200.000 pond waard waren nu nog voor amper 80.000 pond kunnen worden verkocht. De gewone woonhuizen zijn overigens niet veel duurder, wat het contrast met de rest van Groot-Brittannië nog duidelijker maakt.

Blackpool heeft de wereld veel bekende muzikanten geschonken, maar geen van hen woont er nog. Het is de geboorteplaats van leden van The Cure, meer bepaald Robert Smith zelf, The Membranes, Soft Cell, Goldblade, Section 25, Franz Ferdinand, Jethro Tull en Pet Shop Boys. Het is ook de plek waar Ian Stuart in 1977 Skrewdriver heeft opgericht, maar zij zijn al snel verhuisd naar Manchester, waar ze een reputatie opbouwden voor gewelddadig gedrag tijdens punkconcerten van jonge bands als Joy Division [1].

Bands als Skrewdriver zijn natuurlijk niet welkom op de affiche van Rebellion, al jaren het grootste punkfestival ter wereld. Dat is overigens niet enkel een ideologisch standpunt. Met 350 bands verspreid over zeven podia is er simpelweg geen plaats of tijd meer voor extreemrechts populisme. Elk jaar opnieuw ziet men wel hier en daar een paar zonderlingen met verdachte T-shirts lopen [2], maar uiteindelijk blijft Rebellion een verzamelplaats voor een internationaal publiek van punkliefhebbers uit verschillende landen. De grootste groep bezoekers komt natuurlijk uit Groot-Brittannië zelf, maar er zijn altijd sterke delegaties uit Scandinavië, Nederland, Duitsland, België, Frankrijk, Italië, Spanje en zelfs de VS.

Ook dit jaar werd het stadscentrum van 2 tot en met 5 augustus weer overgenomen door duizenden punks die, in een ironische tegenstelling met de eerste jaren van de beweging, door de plaatselijke horeca worden onthaald als redders van hun omzetcijfers. Het epicentrum van het gebeuren is natuurlijk het gigantisch complex The Winter Gardens, waar alle concerten plaatsvinden. Voor een beschrijving van de zalen en dergelijke verwijs ik graag naar mijn recensie van vorig jaar, met dien verstande dat er ondertussen geen buitenpodium meer is. De oude locatie van de Club Casbah wordt verbouwd tot nieuwe conferentiezalen. Geen idee waarvoor dat nodig is, want ter compensatie hebben de uitbaters de organisatoren van Rebellion een ander lokaal laten gebruiken dat ze toevallig nog ergens in een uithoek van hun patrimonium hebben gevonden. Als men ergens nog een zaal heeft met een capaciteit van meer dan 3.000 mensen die men bijna nooit gebruikt, vraag ik me af waarom men nog wil bijbouwen.

Het onderstaande is mijn verslag van wat ik tijdens dat uitgerekte weekend zoal heb gezien en beleefd, maar het blijft natuurlijk een onvolledige weergave van de feiten. Er zijn eenvoudigweg te veel podia en te veel bands om alles persoonlijk te kunnen zien. Het feit dat men constant keuzes moet maken, is overigens een van de meest gehoorde klachten op het festival, naast de prijzen van de Engelse treinen en de deplorabele staat van de toiletten een paar uur na de opening van het festival. Dat komt er natuurlijk van als men onverantwoordelijke Britten al vanaf 's middags liters cider met fruitsmaak laat drinken.

Woensdag 1 augustus

De meeste Belgen arriveren pas op donderdag, maar wij hebben vorig jaar ons lesje geleerd. Blackpool is op zich niet ver, maar tussen het moment van aankomst in de luchthaven van Zaventem en het inchecken in het hotel zit toch zeven uur. Wie pas op donderdag vertrekt, mist per definitie de eerste bands op de affiche en moet bovendien ook nog eens lang aanschuiven voor het obligate polsbandje. Om dit te vermijden, zijn wij al op woensdag vertrokken. Dit betekent echter niet dat men zich 's avonds hoeft te vervelen.

Vroeger waren punks bijna nergens welkom, maar in een noodlijdende stad als Blackpool is men plots bereid zich aan te passen. Er zijn een drietal cafés waar men gretig op het hele festival inspeelt en in The Rose and Crown is er al een prefestival met maar liefst zes bands. Een andere pub waar de punks tot voor kort graag de avond voor het festival doorbrachten, is overigens gesloten. De eigenaar van The Cedar House zit namelijk in de gevangenis omdat hij een klant heeft neergestoken.

Op de affiche staan maar liefst zes bands, waaronder Cyanide Pills, The Svetlana's en Drongo's for Europe, maar wij besluiten toch maar op tijd te gaan slapen. Geluidsoverlast en lauw bier zullen we de komende dagen nog genoeg te verwerken krijgen en bovendien maken al deze bands ook deel uit van het officieel programma. Gelukkig voor de uitbaters zijn er al enige honderden bezoekers gearriveerd die graag op hun aanbod ingaan. Het gevolg is natuurlijk dat er naar Britse gewoonte acht mensen achter de toog staan en men toch nog een kwartier op een simpele pint moet wachten.

Op de terugweg naar het hotel worden we geconfronteerd met een zicht dat een rode draad doorheen heel ons verblijf zal worden, namelijk bedelende daklozen. Men zou zich in Athene wanen, maar dan in een land met, afhankelijk van de berekeningsmethode, de vijfde of negende grootste economie ter wereld. Wie vroeger tegen het beleid van Thatcher betoogde, kan helaas moeilijk zeggen dat haar opvolgers voor een verbetering hebben gezorgd.

Donderdag 2 augustus

Aangezien we woensdagavond verstandig, verantwoordelijk, volwassen en saai zijn geweest, begint onze dag vroeg. Als opwarming zetten we ons even in het café dat dienst doet als Almost Acoustic Stage, waar Max Splodge de dag traditioneel inzet met een spelletje bingo. De vrouw naast ons heeft als eerste een volledige rij en mag naar huis met een paar goedkope seksspeeltjes en een dvd getiteld 'Schindler's Fist'. Deelnemen is echt belangrijker dan winnen.

Nadien is het eindelijk tijd voor een paar echte concerten en we beginnen met Pete Bentham & The Dinner Ladies uit Liverpool. Hun optreden is nog hilarischer dan vorig jaar, inclusief danseressen in ouderwetse jurken waarvan er eentje bij nader inzien een baardige jongeman blijkt te zijn. Spijtig dat deze originele band met catchy melodieën zo laag op de affiche staat, want ze verdienen beter.

Op zoek naar een lichte lunch passeer ik opnieuw langs de Almost Acoustic Stage, waar Boggy Formby haar mooie stem verspilt aan ondermaatse songs. Het is de eerste illustratie van het feit dat de organisatoren best wat selectiever zouden mogen zijn en zich niet verplicht moeten voelen elk jaar meer dan 300 namen op de affiche te zetten.

Na de lunch volgt System of Hate, typische hardcorepunk die niet uitblinkt in originaliteit. De teksten maken meer indruk wanneer men ze leest dan wanneer men ze hoort en dat is nooit een goed teken.

Natuurlijk staan er tientallen namen in het lijvige programmaboekje waarvan wij en eigenlijk 99,999999 percent van de wereldbevolking nog nooit hebben gehoord, maar we hebben wel op voorhand wat opzoekwerk verricht op het online naslagwerk YouTube. De in bepaalde clips veelbelovend klinkende The Lillingtons maken het echter niet waar en klinken nogal flauw en ongeïnspireerd.

Helaas geldt hetzelfde voor Morgellons, maar zij krijgen sowieso niet veel tijd om zich te bewijzen want we moeten ons haasten in de richting van een eerste band waar we naar uitkijken. Het is ondertussen al laat in de namiddag en we zijn nog geen enkele keer omvergeblazen.

In tegenstelling tot wat men zou vermoeden, is Svetlana's geen Russische band, maar een Italiaans kwartet met een compleet geschifte Russische zangeres. Ze springt over het podium als een agressief Duracell-konijn dat iemand met Exocet-raketten heeft uitgerust, maar haar aanstekelijke verschijning wordt wat tenietgedaan door de passiviteit waarmee de drie andere groepsleden op het podium staan. De band heeft wel principes, want vorig jaar hebben ze nog geweigerd een concert te spelen omdat in het publiek een enkele skinhead met nazisymbolen stond en de uitbaters van de zaal weigerden hem buiten te smijten.

Aan de rand van de zaal kan men nog een blik werpen op de Soap Girls. Het concert zelf heb ik gemist, maar de twee dames lopen nog steeds rond in hun podiumoutfit. Ik weet niet precies welk statement ze willen maken, maar beiden lopen rond met niet meer dan wat lichaamsbedekkende nylon en een verentooi die men meestal met het carnaval in Rio de Janeiro associeert. Wie dat wil, mag met hen op de foto, een aanbod waar vooral kalende vijftigers op ingaan. Later spelen ze nog akoestisch. Hoewel ik niet weet hoe ze klinken, kan ik me voorstellen dat de zaal niet volledig leeg zal zijn.

Ook de standaardpunk van The Yalla Yallas klinkt live een stuk minder indrukwekkend dan op YouTube en weet mij slechts enkele minuten te boeien. Blijkbaar is dit online naslagwerk toch niet zo geschikt als leidraad om hier keuzes te maken.

Revenge of the Psychotronic Man speelt strakke, stevige hardcorepunk die dan weer wel de moeite waard is. De bandnaam is nogal vergezocht, maar valt net daardoor gemakkelijk te onthouden. Alleen is dat niet meer zo relevant, want dit blijkt ook hun afscheidsconcert te zijn. Het is spijtig dat we hen niet eerder hebben leren kennen, maar gelukkig hebben ze een verweesde wereld een legaat van vier LP's nagelaten.

Nu en dan wandel ik eens langs de Rebellion Introducing stage, met voorsprong de slechtst geïsoleerde zaal in heel het complex. Het gevolg is dan men al vanop ruime afstand kan beoordelen of het de moeite is binnen te springen en dat is helaas zelden het geval. Officieel is dit podium bedoeld om onbekende jonge bands een kans te geven, maar in de praktijk blijkt het vaak te gaan om de terecht onbekende hobbybandjes van veertigers die niet weten wat ze anders met hun vrije tijd moeten doen. Een uitzondering is het, althans in mijn ogen, nogal ongelukkig genaamde Call me Malcolm, dat aanstekelijke en energieke skapunk brengt. Deze band heeft potentieel en zou volgend jaar wel eens in een grotere zaal kunnen terugkeren.

Het concert op de agenda wordt gespeeld door Slice of Life. Tot voor kort werden ze systematisch aangekondigd als 'Steve Ignorant's Slice of Life', maar blijkbaar vinden ze het niet meer nodig de legendarische status van hun zanger als marketingtool te gebruiken. Muzikaal heeft dit niet veel meer met “echte punk” te maken, maar de semi-akoestische luisterliedjes worden natuurlijk wel gezongen, excuseer, uitgespuwd door de nog steeds razende Ignorant, een man die klinkt alsof hij zijn wereldvisie elke ochtend met zwavelzuur besprenkelt. Dit is niet voor niets een van de belangrijkste inspiratiebronnen van Sleaford Mods, die veel van zijn performancestijl hebben overgenomen.

Nadien is het eindelijk etenstijd en de Almost Acoustic stage biedt ons zitplaatsen om de maaltijd te verteren terwijl we het eerste werkelijke hoogtepunt van de dag beleven. TV Smith is zeker geen nieuwkomer, maar toch blijft hij telkens weer fris en geëngageerd klinken. Dit is een artiest die eigenlijk een wereldster zou moeten zijn, maar uiteraard door de mainstreammedia wordt genegeerd. In november komt hij nog eens naar België, maar wij kunnen nu al genieten van een doorleefde set voor een dolenthousiast publiek. Het applaus na afloop klinkt luider dan al wat we deze dag al hebben gehoord.

Ik pik nog een stukje mee van TSOL, maar al na enkele nummers vraag ik me af waarom. Deze band geniet van een zekere status omdat ze er nu eenmaal bij waren toen hardcorepunk in de vroege jaren 80 een start nam, maar ondertussen is hun toen al zeer snel ervaren sound al lang door tientallen andere ingehaald. Dit is weer eens een band als dertien in een dozijn of, in de lijn van de programmatie van dit festival, als honderddertig in tien dozijnen.

Mad Caddies is voor mij een vrij onbekende naam, maar blijkbaar geldt dat niet voor iedereen want ze slagen erin de grote Empress Ballroom vol te laten lopen. Hun typisch Californische  skapunk klinkt krachtig en dansbaar, maar meer valt er in mijn ogen ook niet over te vertellen.

Op weg naar de Opera House realiseer ik me dat daar geen toog staat. Op zoek naar een drankje stap ik dan maar de Rebellion Introducing stage binnen, waar JC Carroll net halverwege zijn concert is beland.  Carroll is een van de echte veteranen van de Britse scene die niet enkel naam heeft gemaakt als een van de oprichters van The Members, maar ook als kledingontwerper en componist van soundtracks voor grote Amerikaanse producties. Deze avond klinkt hij echter als een pathetische schaduw van zichzelf waar niemand naar luistert. De aanwezigen praten onder elkaar alsof ze niet eens beseffen dat er een concert aan de gang is en Carroll ziet eruit als een wanhopige oude man die niet beseft dat hij de pensioenleeftijd heeft overschreden.

Als ik uiteindelijk de Opera House bereik, tref ik daar heel wat Belgen aan. Zij zijn allemaal present voor het echte hoogtepunt van de dag. De verwachtingen zijn hooggespannen, maar Theatre of Hate  staat werkelijk op scherp en blaast alles en iedereen omver. De stem van Kirk Brandon is zo zuiver dat veel tenoren in operagezelschappen er jaloers op kunnen zijn, wat niet slecht is voor iemand die in 2011 gedurende enkele minuten dood is verklaard en enkel door ingewikkelde hartchirurgie kon worden gered. De muzikanten klinken allemaal strak en goed op elkaar ingespeeld. De setlist is een perfecte mix van oude klassiekers en songs uit de recentere releases die bewijzen dat deze band geen overbodige retroact is. Dit ene concert maakt een aantal eerdere tegenvallers op deze eerste dag meer dan goed.

Aangezien ik veel van de zogenaamde grote namen in de punkwereld al meer dan eens aan het werk heb gezien, kies ik nadien voor het me totaal onbekende Sons of Clogger in de Arena, een kleinere zaal die in de handen van mindere geluidstechnici vooral fungeert als een tinnitusveroorzakende echokamer. Aangezien ik me afvroeg wie of wat de Clogger zou kunnen zijn waarvan ik de zonen heb gezien, heb ik me tot de Urban Dictionary gewend. Dit is de definitie die ik heb gevonden: “Dropping a piece of excrement into a toilet that is big enough to clog it”. Wel, het sluit tenminste aan bij de fijnzinnigheid van de muziek die ze ten gehore brengen. Dit is folkpunk zonder compromissen, een banjo begeleid door de ritmesectie van Blitz ten tijde van 'Voice of a generation' of van Motörhead ten tijde van 'Overkill'. Het resultaat is overweldigend en indrukwekkend, maar helaas niet zo genietbaar in een zaal met de akoestische kwaliteiten van een zwembad met een dak van asbesten golfplaten.

Nadien loopt de dag ten einde en is er niet veel keuze meer. Bij gebrek aan beter pik ik nog een paar nummers mee van Lag Wagon, afsluiters in de Club Casbah. Visueel wordt de aandacht vooral getrokken door het hoogteverschil tussen gitarist Chris Flippin (2,08 meter) en zanger Joey Cape (1,67 meter). U kunt dit thuis zelf visualiseren door een LP-hoes verticaal op uw hoofd te plaatsen, in een spiegel te kijken en dan te beseffen dat het verschil eigenlijk nog groter is. Een zelfs nog groter verschil is dat tussen Lag Wagon en goede melodieuze punk. Deze band heeft nu werkelijk geen enkel nummer geschreven dat ik thuis zou willen opzetten. Ik heb alle sympathie voor hun weigering in te gaan op de aanbiedingen van grote mainstreamlabels die midden jaren 90 op zoek waren naar de volgende Green Day of The Offspring, maar helaas vind ik er werkelijk niets aan en snap ik niet hoe deze middelmatige band zo hoog op de affiche terechtkomt.

Natuurlijk hebben we ook veel gemist. Van letterlijk tientallen bands hebben we geen centimeter gezien of noot gehoord. Enkele grotere namen die helaas uit de boot zijn gevallen, zijn The Drones, The Vandals, The Restarts, Drongos for Europe en Buzzcocks. Ook uit deze lijst blijkt dat dit niet de sterkste dag in de geschiedenis van het festival was, maar gelukkig hebben we toch enkele hoogtepunten mogen ervaren. Nog drie dagen te gaan.

Vrijdag 3 augustus

De tweede dag van het festival is blijkbaar de dag van de afgelastingen. Eerst komt het bericht dat The Exploited, headliner in de Empress Ballroom, niet kan komen omdat Wattie weer eens met hartproblemen in het ziekenhuis ligt [3]. Gelijkenissen met hun “concert” in Genk in april 2017 zijn geen toeval. Nadien krijgen we te horen dat In Evil Hour, een werkelijk fantastisch klinkende maar helaas nog zeer onbekende hardcoreband, ook afwezig zal blijven omdat een van de muzikanten een of ander bot in zijn lijf heeft gebroken. De groepsnaam verwijst overigens naar een roman van Gabriel Garcia Marquez en heeft niets te maken met de zielige neiging van jongetjes die te pas en te onpas het woord 'evil' willen gebruiken omdat ze menen dan stoer over te komen.

Deze dag verloopt ook heel anders dan de eerste dag, want de echte hoogtepunten vallen al vrij vroeg. Meer nog, het allereerste concert dat we zien, blijkt al meteen een voltreffer. Millie Manders & The Shut-up verbaasde vorig jaar iedereen die de moeite nam de Rebellion Introducing stage op te zoeken en werd daarvoor beloond met een plekje op het hoofdpodium. Geconfronteerd met het grootste podium waarop ze ooit heeft gestaan, is zangeres Millie duidelijk doodnerveus, maar dat heeft gelukkig geen impact op haar performance. De songs zijn een originele mix tussen punk en ska die gelukkig genoeg verschilt van de Amerikaanse variant om nog een originele indruk te kunnen maken. Tijdens sommige songs creëert de band een echte wall of sound door met drie saxofonen dezelfde riff te spelen. Op een ander ogenblik springt Millie de zaal in om op tien centimeter afstand van een paar verbaasde toeschouwers a capella te zingen met een zuiverheid waar wijlen Amy Winehouse nog jaloers op zou zijn. Tijdens de eerste song staan er ongeveer 200 mensen in de zaal. Tijdens het laatste nummer zijn dat er al bijna 1.000. In november maakt ze haar continentaal debuut in Het Depot in Leuven. Als er nog enige rechtvaardigheid in de wereld is, is dit een toptalent op de rand van de grote doorbraak. Wat die rechtvaardigheid betreft, laat een korte blik op de krant echter het ergste vermoeden.

Er staan deze dag zowaar drie Braziliaanse bands op de affiche. Misschien kregen ze van de luchtvaartmaatschappij pas korting als ze een bepaalde hoeveelheid tickets kochten. Van die drie zie ik zelf enkel Agrotoxico aan het werk. Aangekondigd als brutale hardcorepunk blijkt de band een volgende slachtoffer van de slechte geluidskwaliteit in de Arena en wordt het al snel een weinig genietbare brij.

Solliciterend voor een trofee voor volhardendheid blijf ik toch maar in de Arena voor Vicious Circle, een gereanimeerde Australische hardcoreband uit de 80s. Het geluid klinkt al iets beter, maar de band kiest vooral voor het iets tragere nieuwe werk en maakt geen blijvende indruk.

Ik verhuis dan maar naar de Empress Ballroom, maar ook daar blijf ik niet lang. Newtown Neurotics was ooit een zeer goede band, maar dat is voorbij. De zang klinkt vals, de songs klinken saai en het charisma is ergens in de camionette blijven liggen. Spijtig, want hun eerste LP blijft een meesterwerk.

Als de oude waarden teleurstellen, moet men zich maar tot het nieuw talent wenden. Maid of Ace  staat elk jaar hoger op de affiche en de zusjes Elliott maken hun reputatie ook ditmaal waar. Ook in de Club Casbah blijkt een goede geluidskwaliteit geen evidentie, maar dat wordt gecompenseerd door de energie op het podium. Het enige probleem is dat ze eigenlijk min of meer dezelfde set als vorig jaar hebben gespeeld. Tijdens Rebellion grijpen veel oudere bands terug naar een selectie klassiekers uit vroegere decennia, maar van mensen halverwege de twintig verwacht ik toch dat ze  in staat zijn iets nieuws te creëren. Ik wil de band zeker niet afschrijven, maar ze moeten toch eens over hun toekomst nadenken. Voor mensen die ze nog nooit hebben gezien, blijft het indrukwekkend, maar wie zichzelf te veel herhaalt, dreigt voor mensen die er elke keer bij zijn vervelend te worden. De groepsnaam is overigens een woordspeling, want de zusjes hebben alle vier de initialen 'A.C.E.'.

Subhumans zijn geen zusjes en al zeker ouder dan twintig. Zij blijven een van de beste en meest opwindende live-acts in de hele punkwereld, een status die ze ook dit jaar met een krachtig optreden bevestigen. Aangezien de originele bassist ondertussen uit financiële noodzaak de asociale werkuren van het leven als taxichauffeur in Londen heeft moeten aanvaarden, hebben ze  ondertussen een nieuwe bassist, de eerste verandering van de line-up sinds 1981. Hun bekendste songs zijn ondertussen al meer dan dertig jaar oud, maar dat maakt niemand iets uit. Gelukkig is er nog een publiek voor intelligente en maatschappijkritische meezingers.

Nadien is het tijd voor weer een van die verrassende hoogtepunten van een festival waarop oude legendes en obscure undergroundfenomenen broederlijk naast elkaar worden geprogrammeerd. Het klinkt als een sterke en misschien zelfs overdreven stelling, maar in mijn ogen verpersoonlijkt Hagar the Womb de echte punkattitude beter dan eender welke band gedurende heel de vierdaagse.  Het gezelschap is iets nuchterder dan vorig jaar, maar het complete gebrek aan respect voor de concepten die met een normaal concert worden geassocieerd, staat nog steeds op de voorgrond. De muziek is anarchopunk, maar dan gespeeld met het enthousiasme dat veel bands niet meer kunnen opbrengen. De ultrafeministische zangeressen praten over hun leeftijd, hun gewicht en, terwijl hij een snaar verwisselt, over de mate waarin ze al jaren stiekem snakken naar seks met de bassist. De bassist zelf spreken ze consequent aan met Bitch. Als hij zich buigt om iets op te rapen, vragen ze hem of hij de rest van het concert niet op zijn knieën voor hen kan spelen. Na een paar songs begint hij hysterich over het podium te sprinten. Volgens de uitleg die we krijgen, is dit het uur waarop hij normaal naar zijn gecapitonneerde cel wordt begeleid. Hun motto is 'when fun meets fury'. Dit is punk die veel bekendere namen op de affiche naar categorieën als popmuziek of hardrock verwijst.

Een mens krijgt er honger van en dus nemen we even een pauze. Na onze terugkomst moeten er weer knopen worden doorgehakt. Uiteindelijk pik ik nog een paar songs mee van GBH. De zanger klinkt nuchter en het geluid is goed, maar het ontbreekt in mijn ogen toch aan de overdreven energie die bij dergelijke songs hoort. Het klinkt niet heel politiek correct, maar volgens mij speelden deze mensen vroeger beter omdat ze toen constant amfetamines slikten.

Het Ierse Paranoid Visions is ook een vaste waarde op Rebellion. Vaak worden ze uitgenodigd voor hun bekende speciale sets met Steve Ignorant, maar ditmaal proberen ze het alleen. Persoonlijk kan ik enkel stellen dat ze met hun bekende gastzanger een stuk indrukwekkender klinken. Blijkbaar brengt hij niet enkel zijn stem en podiumprésence mee, maar heeft hij ook invloed op de songkeuze. De sound van de band zit helemaal goed, maar het ontbreekt hen aan de juiste nummers om het publiek helemaal mee te krijgen.

De meeste mensen die op de Almost Acoustic stage spelen, horen eigenlijk bij bands die op een ander tijdstip in volledige bezetting of tenminte toch met hun volledig instrumentarium mogen spelen. Ditmaal is het de beurt aan Millie Manders, nu op een veel kleiner podium maar nog steeds zeer nerveus want de zaal zat wel degelijk afgeladen vol. Tijdens akoestische concerten begeleidt ze zichzelf op een ukulele, wat ook eens iets anders is. Tot haar eigen verrassing gaat het publiek volledig uit de bol en krijgt ze een gigantische ovatie. Als het niets wordt met haar band, kan ze blijkbaar nog altijd een solocarrière overwegen.

De Neville Staple Band speelt vooral klassiekers uit de rijke catalogus van de ska, maar dat is natuurlijk niet verwonderlijk als we weten dat Neville Staple een van de originele oprichters van The Specials is. Het spijtige is vooral dat zijn set ongeveer een exacte kopie was van wat hij vorig jaar op hetzelfde podium heeft gebracht. Het is altijd plezant, maar het is ook net iets te weinig origineel voor mensen die het festival elk jaar bezoeken.

De laatste band waarvoor we deze dag de verschroeiende hitte van de Club Casbah trotseren, is Angelic Upstarts. De term 'grooming' slaat meestal op het dubieuze charmeoffensief van een pedofiel of zogenaamde loverboy die een beïnvloedbare en meestal jongere persoon psychologisch klaarstoomt voor wat we voor het gemak fysieke interactie op of over de rand van de wettelijkheid zullen noemen. Zanger Mensi pakt het echter anders aan. Blijkbaar beschouwt hij de band als een familiebedrijf en stoomt hij zijn dochter klaar om de fakkel over te nemen als zijn niet echt anorectische lichaam het opgeeft. Elk jaar mag ze wat meer nummers meezingen en het publiek lijkt daar geen problemen mee te hebben. De set zelf is een aaneenschakeling van linkse protestsongs, beginnend met een eerbetoon aan Jeremy Corbyn, die Mensi als 'my good friend' omschrijft. Achter mij verlaat een of andere onverlaat geërgerd de zaal. De rest zingt vrolijk mee.

Natuurlijk hebben al die keuzes er ook vandaag toe geleid dat ik heel wat bands heb gemist. Naar het schijnt waren The Boys zeer goed en hebben ze onverwacht vooral nummers uit hun eerste twee LP's gespeeld. Peter & The Test Tube Babies moesten The Exploited vervangen, maar aangezien ze de dag nadien ook al op het programma stonden, heb ik hen ditmaal maar genegeerd. Gelet op het aantal T-shirts dat ik heb gezien, blijft Anti-Nowhere League waanzinnig populair in de Britse punkscene, maar daar zijn geen goede redenen voor. Evil Blizzard blijft bijzonder origineel en is waarschijnlijk de enige band ter wereld die met drie bassisten en zonder gitarist speelt. The Men they couldn't hang is een tijd- en soortgenoot van The Pogues die nooit in België te zien is, maar die nu voor mij op het verkeerde uur stond geprogrammeerd. Hetzelfde gold overigens voor de akoestische set van Attila the Stockbroker, deels poëet en deels muzikale volksmenner. The Members en Rubella Ballet stelden vorig jaar teleur, maar het is natuurlijk mogelijk dat ze nu veel beter klonken. Verder was er nog een zeldzame live performance van Penny Rimbaud die het meer dan anderhalf uur durende oorlogsgedicht 'What passing bells' ten gehore kwam brengen. Op de Almost Acoustic stage was er ook een concert van het totaal onbekende Sieben, maar daarover later meer. Volgens betrouwbare bronnen was Dead 77, een van die nieuwe bands op de Rebellion Introducing stage, ook zeer goed, maar helaas kan ik daar weinig concrete informatie aan toevoegen. Op datzelfde podium stond iets voordien overigens de enige Belgische band van de dag, Empty Bottles, die ik meteen maar volledig en compleet heb gemist. Nog twee dagen te gaan.

Zaterdag 4 augustus

We zijn er vroeg bij, maar missen toch de allervroegste vogels. Het eerste concert dat ik bewust meemaak, is er in feite eentje op de Rebellion Introducing stage. Violets klinkt een beetje als een punkversie van Magnapop. Als de twee meisjes vooraan op het podium een echte drummer vinden, bijvoorbeeld eentje die de maat kan houden, hebben ze zelfs een toekomst.

De naam Sieben zegt in België waarschijnlijk niemand iets, maar dat blijkt ook te gelden voor de Britse bezoekers van het festival. Deze eenmansband is het project van Matt Howden, een alternatieve dandy die zijn muziek omschrijft als gothpunktronic, wat dat ook moge betekenen. Vroeger was hij vooral actief in het neofolk- en indiepopmilieu, inclusief samenwerkingen met groepen als The Walkabouts en Faith and the Muse, wat ver verwijderd is van wat men op Rebellion meestal te zien krijgt, maar hem wel een reeks concerten op het Wave-Gothik Treffen in Leipzig heeft opgeleverd. Het is dan ook geen toeval dat enkel de Duitse Wikipedia een pagina aan hem wijdt. Volgens die pagina komen zijn punkroots de voorbije jaren meer aan de oppervlakte, wat er live op neerkomt dat hij zich in een verzorgd pak hijst om, enkel begeleid door een dreunende drumcomputer en een viool, kwaad teksten te grommen over de teloorgang van de maatschappij. De Opera House is zo goed als leeg, maar wie er is, blijft wel gefascineerd zitten.

Het concert van Atilla the Stockbrokers's Barnstormer is het tweede maar niet eens het laatste dat de man dit weekend speelt. Deze band staat totaal los van zijn werk als dichter en focust op protestsongs van de voorbije vier eeuwen, te beginnen met een eerbetoon aan de Diggers en andere alternatieve levensgemeenschappen die na de Engelse revolutie het licht zagen en uiteraard door de ten onrechte als Grote Brit vereerde dictator Oliver Cromwell zijn afgeslacht. Muzikaal valt het totaal buiten wat men van een punkfestival verwacht, vooral dankzij de uitgebreide collectie mandolines en blaasinstrumenten van Attila zelf, maar het klinkt wel relevant en origineel.

Zelfs naar de normen van dit vreemde festival blijft ook Blyth Power een vreemde eend in elke bijt. De muziek klinkt toegankelijk en zelfs poppy, maar de teksten zijn uitgesproken maatschappijkritisch en tegelijkertijd bijwijlen ook grappig. Het blijft trouwens altijd een eigenaardig zicht een band te zien waarin de drummer ook de zanger is. Er is misschien een correlatie met het feit dat er weinig echt snelle nummers op de setlist staan. De man is trouwens zeer polyvalent, want aan de merchandisingstand lagen drie historische romans van zijn hand, waarvan er eentje is gebaseerd op het leven van de Engelse renaisanceschrijver Ben Jonson, een van de weinigen die kon zeggen dat de jonge William Shakespeare nog als acteur in een van zijn toeneelstukken had gespeeld.

Aangezien ondertussen het bericht is binnengelopen dat The Bones er niet bij kunnen zijn, begeef ik me naar de officiële informatiestand aan de ingang van de Winter Gardens. Het antwoord op de vraag of er nog andere wijzigingen aan het programma zijn, bestaat eigenlijk uit de vraag van de vrijwilliger van dienst hem op de hoogte te brengen als ik ergens iets over afgelastingen of vervangingen zou horen. Daar zijn we ook vet mee.

Zounds is een zeer wisselvallige band. Eigenlijk zijn ze altijd geweldig, maar helaas wisselen ze af tussen geweldig meeslepend en geweldig saai. Dit jaar hebben ze blijkbaar een off-day. Het goede nieuws is wel dat Steve Lake eindelijk zijn lange grijze baard heeft afgeschoren. Meer heb ik hierover niet te melden.

Sommige bands spelen hier elk jaar, maar sommigen verschijnen slechts sporadisch en met lange tussenpozen op de podia van Rebellion. Aangezien The Briefs in de laatste categorie vallen, keken velen uit naar hun terugkeer. Ze zien er twaalf jaar ouder uit dan de laatste keer dat ik ze in België heb gezien, maar dat kan te wijten zijn aan het feit dat ondertussen twaalf jaar zijn verstreken. Muzikaal hebben ze echter nog meer dan voldoende energie. Helaas hebben ze ook meer dan genoeg versterkers en na enkele songs ga ik noodgedwongen helemaal achteraan staan. In Blackpool hebben ze duidelijk geen last van minister Schauvliege. In elk geval is dit poppy punk zoals het hoort, wat van veel bands niet kan worden gezegd.

De zalen van de Winter Gardens hebben natuurlijk muren en dat betekent dat er een maximumcapaciteit is. Zoals elk jaar, stonden er weer dranghekken klaar om overvolle zalen eventueel te sluiten. In tegenstelling tot voorgaande jaren is dit echter slechts eenmaal nodig gebleken. Verrassend genoeg waren de verantwoordelijken voor deze overbevolking niet de headliners, die officieel het populairst zouden moeten zijn, maar wel de onsterfelijke UK Subs. Wie er wel bij was, kon genieten van een licht verrassende set waarin geregeld voor minder bekende nummers uit de na 26 LP's belachelijk uitgebreide catalogus van de band werd gekozen.

Een andere terugkeer waar velen naar uitkeken, was die van Toxic Reasons. Lang geleden waren zij van de eerste Amerikaanse bands die melodieuze elementen in hun hardcorepunk begonnen te verwerken, maar al bij al kan hun huidige setlist me niet overtuigen. Ik geef de voorkeur aan wat minder tattoos en wat meer tempo.

Ondertussen is in de zaal van de Rebellion Introducing stage zowaar een electrofeestje begonnen. Pretty Addicted is een duo met een gothic look en zware computergestuurde beats, oftewel zo ongeveer het laatste wat men daar zou verwachten. Het klinkt allemaal verre van slecht en de eerste rijen van het publiek gaan uit de bol, maar als de organisatoren ook deze grens van de  tegencultuur willen verkennen, kan ik hen zeker nog betere vertegenwoordigers van deze stijl aanbevelen. Misschien kunnen ze zelfs Donder, Hel & Hagel vragen om volgend jaar als nieuwkomers te komen spelen. Het blijft tenslotte een schande dat ze The Usual Suspects, de beste Belgische punkband van de jaren 2000, nooit hebben willen boeken.

Er staat deze dag overigens wel degelijk een Belgische band op de affiche en dat is tot niemands verrassing Funeral Dress. Deze band, die in het buitenland onwaarschijnlijk veel populairder dan in België is, speelt exact de songs die het wild pogoënde publiek wil horen, maar helaas maakt dit ook pijnlijk duidelijk dat ze al lang niets nieuws meer hebben geschreven of opgenomen.

Na een lange aarzeling besluit ik The Weirdos toch maar een kans te geven. Ik heb in het verleden wel vaker bands gezien die hun status als historische grondleggers niet konden waarmaken en eigenlijk gewoon saaie gitaarpop speelden die volgens henzelf nog steeds onder het label Punk thuishoorde. The Avengers, The Vibrators en Penetration zijn voorbeelden waar ik meteen aan denk, maar ik vergeet er ongetwijfeld nog een hoop. Deze Amerikanen bewijzen echter dat ik niet bevooroordeeld mag zijn. In tegenstelling tot de meeste Britten die na decennia nog eens een reünie plannen, zien de groepsleden er niet uit alsof ze dertig jaar op lauw bier en gefrituurde eieren hebben geleefd. Helaas zien ze er wel uit alsof ze net uit een ontwenningskliniek voor heroïneverslaafden zijn losgelaten. De line-up bestaat uit drie originele leden, aangevuld met een ex-drummer van Devo. Muzikaal is het echter dik in orde. De band heeft zo veel zelfvertrouwen dat ze hun set zelfs aanvangen met hun bekendste track, “We have the neutron bomb”, gevolgd door songs die enkel echte kenners van de eerste Amerikaanse punkgolf herkennen, maar die stuk voor stuk even goed als de opener klinken. Dit is, kort samengevat, een aangename verrassing.

Wat ook zeer aangenaam maar zeker geen verrassing is, is de doortocht van Discharge, ondertussen ook een vaste waarde op de affiche van dit festival. Het is wel tekenend dat er ongeveer 350 namen op de affiche staan, maar dat de snelste, hardste en kwaadste muziek wordt gespeeld door een bende vijftigers. Men zou bijna durven stellen dat de jeugd wel wat meer zijn best mag doen.

Een ander grensgeval dat slechts vaag nog iets met de originele punkscene te maken heeft, is Jah Wobble & The Invaders of the Heart. Als bassist van Public Image Limited heeft hij lang geleden meegewerkt aan 'Metal Box', een van de invloedrijkste LP's aller tijden, maar sindsdien heeft zijn carrière hem in heel andere muzikale milieus terechtgebracht. Bij gebrek aan een betere omschrijving houd ik het er maar op dat hij in Blackpool ambient-dub heeft gespeeld met hier en daar referenties aan krautrock en aan zijn verleden in postpunk, waaronder een bijna onherkenbare maar eigenlijk best dansbare cover van 'Public image'. In België is zijn bekendste nummer natuurlijk 'How much are they?', een samenwerking met twee leden van Can die allebei vorig jaar zijn overleden, maar zelfs zonder deze song blijft het een degelijk concert van een meester in zijn vak.

Zodra de heer Wobble ermee stopt, haast ik me naar The Pavillion voor het concert van een band die ik om een of andere reden nog nooit heb gezien maar die me door velen wordt aanbevolen. Jaya The Cat is een internationaal gezelschap met Engelsen, Amerikanen en Nederlanders dat vanuit Amsterdam opereert en zeer vrolijke ska speelt. Wie de vergelijking met de 2Tone-generatie wil maken, mag echter op zijn woorden terugkomen. Dit zijn geen skinheads in strakke outfits, maar baardige mannen met lang haar en korte broeken.

Aangezien alles weer eens blijkt samen te vallen, kom ik pas toe bij Ruts DC als de bisnummers net beginnen. De band heeft ondertussen een goed evenwicht tussen oude en nieuwe songs gevonden en het publiek geniet zichtbaar, wat uiteindelijk toch het belangrijkste criterium is.

Aangezien ik geen zin heb in de drukte die headliners in de Empress Ballroom meestal veroorzaken, besluit ik een van de mindere goden op de zijpodia op te zoeken. Dat blijkt een goede keuze, want ik word aangenaam verrast door Spizzenergi. Om eerlijk te zijn, had ik Spizz en zijn steeds wisselende begeleidingsbands een tijdje geleden afgeschreven, maar die conclusie blijkt plots voorbarig te zijn. De show zit goed in elkaar, het geluid in de Arena is eindelijk goed afgesteld geraakt en de songs razen vooruit zonder de melodieuze details te verliezen. Spizz zelf blijft een halve nerd die er dankzij zijn accessoires uitziet als de science-fictionversie van een kerstboom,  maar in deze context werkt het. Hun laatste Belgische concert vond plaats in 2008 en viel een beetje tegen, maar nu lijkt het wel alsof men naar een totaal andere band kijkt. Het is altijd plezant als een drukke dag in stijl wordt afgesloten.

Ook op deze zaterdag heb ik een aantal bands om zuiver praktische redenen moeten overslaan. Popes of Chillitown is een vrolijke skaband die er ongetwijfeld ook zonder mij de sfeer heeft ingekregen. Raw Power is een monument uit de Italiaanse hardcorescene dat nog steeds stevig klinkt. Hun minstens even bekende tijdgenoten The Stupids waren ook van de partij, maar persoonlijk heb ik daar nooit veel aan gevonden. Sommige mensen worden letterlijk voor het hele festival geboekt, want de mensen van Subhumans zijn weer aanwezig met al hun nevenprojecten, waaronder het aanstekelijke Citizen Fish. Na jarenlang niet te hebben gespeeld, staat Chron Gen voor de tweede opeenvolgende maal op de affiche, wat liefhebbers van de iets toegankelijker 80s-punk zeker niet zal ergeren. Vice Squad, de volgende vaste waarde op de lijst, moet er ook aan geloven. Een mens moet tenslotte ooit eens eten. Peter and the Test Tube Babies moet het een tweede maal op evenveel dagen zonder mijn aanwezigheid stellen. Wonk Unit is in eigen land waanzinnig populair, maar de internationale doorbraak laat nog op zich wachten. Muzikaal vind ik het wat te poppy, maar ze verzetten zich wel tegen alle vormen van seksisme en dat is ook al veel waard. 999 is een Engelse '77-legende die ze hier nog lang niet beu zijn. Peter Hook & The Light speelt nog steeds feilloos de songs die Hook vroeger voor Joy Division mee heeft helpen schrijven. De Londense Oi!-band Cockney Rejects zingt nog steeds voornamelijk nummers over voetbalgeweld en bier, maar dan met meer succes dan vroeger, wat eigenlijk niet goed is voor mijn humeur [4]. Ze hebben het dertig jaar lang moeilijk gehad, maar door een speling van het lot is Stiff Little Fingers nu plots de populairste punkband in heel Groot-Brittannië [5]. De gemiddelde hoeveelheid toeschouwers is op enkele jaren tijd letterlijk vertienvoudigd en ze kunnen het zelfs aan om voor hun concert in hun thuisstad Belfast later dit jaar zowel Buzzcocks als The Damned als voorprogramma's te boeken. Het is dan ook vrij bitter te zien dat de organisatoren Henry Cluney, een mede-oprichter van de band die in 1993 door 'bandleider' Jake Burns' aan de deur is gezet, vlak voor hun concert op de Almost Acoustic stage voor een paar honderden mensen min of meer dezelfde nummers laten spelen. Als men het zo leest, valt het misschien niet meteen op, maar eigenlijk vormt de lijst van wat ik heb gemist op zich al een festivalaffiche waar veel mensen een moord voor zouden plegen, maar dan wel liefst op een bankier. Nog een dag te gaan.

Zondag 5 augustus

Wie op tijd uit zijn bed geraakt, kan naar een twee uur durend interview met John Lydon, overigens het enige interview dat dit jaar op het programma staat. Een paar jaar geleden waren dat er nog tientallen, maar blijkbaar hebben de organisatoren dit concept opgegeven. Ik heb er geen idee van wat Lydon daar heeft verteld, maar iets zegt me dat hij allicht niet is ingegaan op zijn acteerprestaties in reclamespots voor echte Engelse boter van het merk Country Life. Lydon heeft zijn verschijning in reclamefilmpjes overigens in de pers verdedigd door te stellen dat hij met die inkomsten de tournees van PIL kan financieren. Ik vraag me af hoe de auteur van een aantal van de meest iconische, meest gedraaide, meest gecoverde en meest in de media gebruikte songs in geldnood kan zitten. Ik vraag me ook af waarom tournees van PIL zichzelf niet kunnen financieren. We komen hier later nog op terug.

Zelf begin ik de dag met de Amerikaanse hardcoreband Battalion of Saints. Enkel mensen die een wiskundige opleiding hebben gevolgd, kunnen nog bijhouden aan de hoeveelste bezettingswissel de band ondertussen zit, maar eigenlijk hadden ze zich de moeite van al die veranderingen kunnen besparen. Het kan aan mijn na drie dagen serieus afgetakelde gezondheid liggen, maar ik vind het allemaal wat te sloom.

Gelukkig is de volgende band, ondanks de wat onnozele naam, van een heel ander kaliber. Hoewel ze er bijlopen als Mudhoney als de wasmachine al een paar weken defect is, klinkt Clowns als doorleefde hardcorepunk die aan alle criteria voldoet. Deze Australische band is nog vrij jong, maar heeft nu al wereldwijd een fanbase die de meeste artiesten na meer dan twintig jaar nog niet hebben opgebouwd. Hier gaan we nog veel van horen.

De volgende op de lijst is Authority Zero, maar helaas klinken zij dan weer wat te futloos en ongeïnspireerd om de vergelijking met de vorige band te doorstaan. Officieel is hun muziek sterk door reggae beïnvloed, maar blijkbaar ben ik vertrokken voor ze dat konden bewijzen.

Een band die zeker wel door de reggaesound is beïnvloed, is Culture Shock, het tweede nevenproject van Subhumans dat we dit weekend te zien krijgen. Persoonlijk vind ik de andere twee bands van dezelfde stal beter, maar er is heel wat volk en heel wat enthousiasme.

Bij MDC vinden we dan weer weinig reggae-invloeden, of melodieën, of strakke songstructuren of eender wat dat op normale songs lijkt. Het is een klacht die men van mij niet vaak zal horen, maar deze Texaanse hardcoreveteranen spelen eigenlijk te snel. De nummers vallen amper van elkaar te onderscheiden en de zanger verkeert in constante ademnood omdat hij muzikanten moet volgen die blijkbaar vinden dat Napalm Death te etherisch klinkt. Op plaat zijn ze bij momenten geniaal, maar live is het niet altijd een aanrader.

Hierna hebben de organisatoren weer voor een dilemma gezorgd, maar ik weet maar mijn prioriteiten liggen. Een van de reünies waar ik al minstens sinds 1987 naar uitkijk en die hier eindelijk werkelijkheid wordt, is die van Mau-Mau's. Genaamd naar een Kenyaanse guerillabeweging die gedurende meer dan 40 jaar tegen de Britse koloniale macht heeft gevochten, blijven ze ook nu de agressie uitstralen van mensen die weten waar het in de maatschappij misloopt. Vroeger bestond de band uit drie punks met piekhaar en een skinhead op bas. Nu staan er vier kale mannen op het podium, maar de skinhead valt nog duidelijk te herkennen. Hij heeft een iets dikkere buik dan de rest. Nieuwe songs hebben ze uiteraard nog niet, maar al de oude klassiekers volgen elkaar in snel tempo op. Het enige spijtige is dat dat dit nog maar hun derde concert in meer dan dertig jaar is en dat de muzikanten nog niet perfect op elkaar zijn ingespeeld, wat nog meer opvalt omdat we ons weer bevinden in de Arena, de zaal die geluidstechnici naar de Zelfmoordlijn doet bellen en eigenlijk beter zou worden gesponsord door verkopers van gehoorapparaten op zoek naar toekomstige klanten. Hopelijk krijgen ze ooit nog de kans te spelen in een zaal met perfecte akoestiek, want dat verdienen ze.

Tussendoor heb ik wel even de zaal verlaten om in de vlakbij gelegen Empress Ballroom stukjes mee te pikken van DRI. Deze Amerikaanse veteranen hebben nog steeds een uitgebreide fanbase, maar ik had op een festival als Rebellion toch op een iets punkier set gehoopt. De geselecteerde nummers waren vooral afkomstig uit hun latere, meer metalgeoriënteerde LP's en slechts af en toe kreeg het publiek het echte hardcoregeweld van songs als 'I don't need society' te horen. Wel grappig om nog eens een echte ouderwetse circle mosh te zien.

The Dickies hebben al wel eens last van gezondheidsproblemen. In de loop der jaren zijn twee leden van de originele line-up overleden en vorig jaar moest zanger Leonard Philips nog afhaken om dat hij dringend in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Hij is daar blijkbaar goed van hersteld, want heel de band klinkt gezond en levendig. Het grootste gedeelte van de set wordt natuurlijk eens te meer ingenomen door vrij tot compleet geschifte coverversies van rock- en popklassiekers die in deze punkversies veel beter klinken. Origineel is het niet meer, want de band gebruikt al jaren dezelfde formule, maar het blijft vermakelijk.

Een paar uur na zijn uitgebreid interview mag de heer Lydon het grote podium van de Empress Ballroom op. Op papier ziet Public Image Limited eruit als de perfecte headliner voor de laatste dag van dit festival. In de praktijk valt het allemaal een beetje minder perfect uit. Ik vang het gerucht op dat de band voor dit concert maar liefst 50.000 pond zou ontvangen, een bitter contrast met het kleingeld waarmee de meesten zich tevreden moeten stellen. Ik herhaal dan ook mijn eerder gestelde vraag waarom hun tournees de extra financiering van reclame-inkomsten nodig zouden hebben. Publiek en organisatoren krijgen in elk geval geen waar voor hun geld. Eerst steekt Lydon, die er ooit een ziekelijk plezier in vond tegen de schenen van het establishment te schoppen, een tirade af tegen een enkele Britse politicus. Opvallend genoeg is het niet Theresa May, Boris Johnson of Nigel Farage die er van langs krijgt, maar Jeremy Corbyn. Het publiek juicht niet. Vervolgens krijgen we een band te horen die blijkbaar niet is blijven hangen in de punk van de jaren 70, maar helaas wel in de popmuziek van de jaren 90. Het publiek juicht nog steeds niet. Lydon en zijn muzikanten kunnen goede concerten geven en ze doen dat ook regelmatig, maar blijkbaar vinden ze het deze dag allemaal de moeite niet.

Als tegengif tegen al deze toegankelijkheid zoek ik vlak voor het einde van het festival nog de afsluiter in de Arena op. The Varukers voldoen dan weer wel aan mijn verwachtingen. Het klinkt ruw, snel, hard, luid en ongenuanceerd oftewel, met andere woorden, zeer goed. Er zijn nog zekerheden in het leven, maar misschien is het net de boodschap van John Lydon dat we beter zonder zekerheden zouden leven. Het gebrek aan zekerheden kan het leven verrijken, maar mensen functioneren nu eenmaal in een referentiekader en dit concert past daar perfect in.

Ook op deze laatste dag heb ik meer bands gemist dan een gemiddelde mens op een jaar te zien krijgt, maar ik moet toegeven dat mijn enthousiasme ook wel wat door mijn uitputting werd getemperd. Dirtbox Disco is weer een van die bands die in Groot-Brittannië onwaarschijnlijk populair en daarbuiten onwaarschijnlijk onbekend zijn. Slaughter & The Dogs worden stilaan een vaste waarde op dit festival, maar ze spelen wel niet elk jaar in de volledige originele bezetting. The Professionals, met op drum Paul Cook van The Sex Pistols, hebben vorig jaar een nieuwe LP uitgebracht, maar die moet ook wel 36 keer beter zijn dan het 36 jaar eerder verschenen 'I didn't see it coming' om mij naar een zaal te lokken. The Vibrators waren vorig jaar zo slecht dat ik ze dit jaar geen kans heb gegeven, maar dat kan natuurlijk een vergissing zijn geweest. The Nightingales zijn uit de boot gevallen omdat ik te veel honger had, wat niet meteen mijn beste excuus ooit is. Bij de Acoustic Stage was er zelfs voor iemand met mijn beperkte buikomvang te weinig plaats om te kunnen kijken naar MDC, Ruts DC, The Outcasts of Attila's Barnstormer. The Adolescents is een van de vele Amerikaanse 80s-legendes op de affiche, maar dit jaar vallen ze vooral op door de slogan op hun T-shirts. Free Melania! Crisis heeft in april dit jaar nog in Magasin 4 gespeeld, maar ik vond het niet meteen de moeite om ze opnieuw te willen zien. The Adicts blijven natuurlijk een vermakelijke circusvertoning, maar ik heb ze de voorgaande jaren al voldoende gezien.

Daarnaast zijn er natuurlijk nog de bands die ik niet wil zien, zoals Resistance 77. Echte neonazi's zijn het niet, maar T-shirts met opschriften als “The Spirit of St George – For England and St. George” volstaan om mij ver weg te houden. Ik citeer liever uit 'The devil's dictionary van Ambrose Bierce: “Patriotism, noun. Combustible rubbish ready to the torch of any one ambitious to illuminate his name. In Dr. Johnson's famous dictionary patriotism is defined as the last resort of a scoundrel. With all due respect to an enlightened but inferior lexicographer I beg to submit it is the first.”

Na vier dagen in de Winter Gardens heb ik zelfs de energie niet meer om naar de traditionele afterparty in The Rose and Crown te trekken. Ik word oud en saai. Het zit er weer op voor een jaar. Alvorens af te sluiten, wil ik echter nog een paar aanbevelingen formuleren. Er waren dit jaar iets minder mensen dan de voorgaande jaren en ook uit mijn recensie blijkt dat er iets te weinig hoogtepunten waren om van een topjaar te kunnen spreken. Ik heb er geen idee van of de organisatoren op enig vlak rekening willen houden met mijn mening, maar als dat me zou tegenhouden, zou ik eigenlijk nooit een standpunt kunnen innemen.

Eerste aanbeveling: Punk is niet enkel een Angelsaksisch fenomeen.
Elk jaar opnieuw wordt de affiche gevuld met honderden bands uit Groot-Brittannië en de VS. De rest van de wereld speelt slechts een marginale rol. Voor een festival dat niet kan overleven zonder de bezoekers uit andere landen, waaronder onze lap grond aan de Noordzee, door sommigen omschreven als de parking van Het Stad, is dit geen realistische toekomstvisie. We zijn het beu dat ons steeds opnieuw dezelfde Britten wordt voorgeschoteld en dat al die tientallen of zelfs honderden schitterende bands uit andere landen zelden tot nooit een kans krijgen. Dit is het grootste punkfestival ter wereld, maar de te zeer op het eigen land gerichte programmatie is daar geen goede afspiegeling van.
De reden is natuurlijk simpel. Als ze buitenlandse bands moeten boeken, moeten ze ook meer transportvergoedingen betalen en wordt het allemaal een pak duurder. Daar bestaat echter een gemakkelijke oplossing voor, namelijk mijn tweede aanbeveling.

Tweede aanbeveling: Niemand heeft echt nood aan 350 bands op vier dagen.
De affiche staat te vol. Natuurlijk geldt dat ook voor andere festivals, zoals Pukkelpop, om maar een voorbeeld te noemen, maar die vaststelling doet hier niet ter zake. Mensen zullen niet uit Blackpool wegblijven omdat er twintig, dertig of zelfs vijftig bands minder komen. Meer nog, veel mensen zouden het volgens mij plezanter vinden niet constant te worden gedwongen tusssen zo veel bands te kiezen. Bovendien jaagt de gigantische hoeveelheid tweederangsbands uit Groot-Brittannië zelf de totale kostprijs omhoog, wat ertoe leidt dat er minder geld is voor buitenlands talent. Zelfs met 60 bands per dag is het totaal “slechts” 240 bands voor het hele festival. Dat is toch genoeg? Kwaliteit mag primeren op kwantiteit.

Derde aanbeveling: Punk is niet louter muziek.
De niet-muzikale randanimatie, als ik het zo mag omschrijven, was dit jaar een stuk minder interessant. De 'Punk art expo' op de eerste verdieping bevat bijna uitsluitend materiaal van nostalgische prutsers die in hun garage portretten van Joe Strummer, Captain Sensible en dergelijke hebben geschilderd. Dat kan beter. De interviews, die toch een bron van achtergrondinformatie waren, zijn bijna volledig weggevallen. Waarom eens geen stand-up comedy van mensen die de scene kennen of toch minstens aanvoelen [6]? Waarom geen interviews met niet-muzikanten die een belangrijke bijdrage hebben geleverd, zoals clubuitbaters, radio-DJ's, eigenaars van platenlabels, activisten en journalisten? Er zijn allerlei mogelijkheden om dit te verbeteren en dat hoeft niet eens veel te kosten.

Vierde aanbeveling: Meer openluchtruimte.
Er zijn, of men dat nu leuk vindt of niet, nog steeds veel rokers, maar ook de niet-rokers in het publiek willen wel eens een hapje frisse lucht. De verdwijning van het openluchtpodium is dan ook een zeer slechte zaak. Nu heeft men enkel de keuze tussen het complex verlaten en opnieuw aanschuiven aan de kassa of een vierkante centimeter zoeken in de permanent overbevolkte rokersruimte in het complex zelf. Voor een festival met duizenden bezoekers is 80 vierkante meter ruimte in open lucht eenvoudigweg niet genoeg. Daar moeten ze voor volgend jaar een oplossing voor vinden.

Vijfde aanbeveling: Propere toiletten en gezonder voedsel.
Wie ooit een festival heeft bezocht, heeft hier niet meer uitleg over nodig.

Tot slot geef ik hier nog mijn top tien. Dit waren volgens mij de beste concerten van het festival die ik zelf heb gezien [7].

10: Slice of Life
  9: Angelic Upstarts
  8: Jah Wobble & The Invaders of the Heart
  7: Clowns
  6: TV Smith
  5: Spizzenergi
  4: Millie Manders and The Shut-Up
  3: Discharge
  2: Hägar the Womb
  1: Theatre of Hate.

---------------------
[1] Hoe ze dit deden, komt in de marge van het eigenlijke verhaal vrij duidelijk naar voren in de film “24 Hour Party People”, het levensverhaal van de oprichter van Factory Records.
[2] Ik denk dan aan bands als The English Rose, Condemned 84 of Combat 84. Openlijk zijn dit geen racisten of neonazi's, maar hun teksten staan niet meteen aan de linkerzijde van het spectrum, om het diplomatisch uit te drukken.
[3] Voor iemand die zich graag uitspreekt tegen 'het systeem' mag Wattie wel blij zijn dat hij in Groot-Brittannië woont, want het Amerikaanse gezondheidszorgsysteem had hem al lang laten creperen.
[4] Hetzelfde weekend speelden ze ook op Ieperfest, wat eigenlijk nog slechter is voor mijn humeur. Nog erger is het gesteld met hun recentste tournee van Engeland, want ze hadden Angelic Upstarts meegenomen als voorprogramma. In een betere wereld zou dat wel omgekeerd zijn. Maar blijkbaar zijn er tegenwoordig genoeg pseudopunks die politiek bewustzijn minder belangrijk vinden dan stoerdoenerij. Dat zijn dan de punks die liever naar een metalfestival als Graspop gaan dan naar een kleinschalig undergroundconcert met onbekende bands in hun eigen stad. Dat die grote Amerikaanse bands eigenlijk bedrijven met een miljoenenomzet zijn, stoort hen allerminst. Het gaat tenslotte toch alleen maar om de fun, niet waar?
[5] Tenzij we de om de tien jaar of zo nog eens spelende Sex Pistols meetellen. Ik stel voor dat we dat niet doen. Nu niet en binnen enkele jaren ook niet.
[6] Wat dus betekent dat meer dan de helft niet in aanmerking komt voor een rangschikking. Zie hiervoor ook de aanbevelingen.
[7] De bekende Brtise komiek Phil Bailey, bijvoorbeeld, is in de punkscene opgegroeid.