Malcolm legt toch maar eens uit waar het extreemrechts succes vandaan komt

Na de recente verkiezingsoverwinning van een elitaire manipulator die honderdduizenden Nederlanders aan zijn kant weet te krijgen, worden de kranten en de duidingsprogramma’s op televisie weer overspoeld door allerlei experts die trachten uit te leggen wat de aantrekkingskracht van al die extreemrechtse populisten nu eigenlijk is. Alleen gaat het vaak niet om de juiste experten. Dit is geen vraag voor sociologen, politologen, historici of wetstraatjournalisten. Hoewel het resultaat soms op massahysterie lijkt, moeten we dit bekijken als een psychologisch verschijnsel op het niveau van het individu.

Om een antwoord te kunnen geven op de vraag waarom veel mensen vertrouwen hebben in iemand die duidelijk de ambitie heeft een autoritaire leider te worden, moeten we eigenlijk eerst een andere vraag stellen. Waarom is het beter voor patiënten die een gevaarlijke operatie moeten ondergaan niet alleen op een kamer te liggen?

Aangezien ze een pak meer kosten, zou men de indruk kunnen hebben dat het beter is een kamer helemaal voor zichzelf te hebben, maar eigenlijk spreken allerlei onderzoeksresultaten dat tegen en dat heeft allemaal te maken met de begrippen ‘angstreductie’ en ‘cognitieve klaarheid’. Voor iemand die een potentieel gevaarlijke operatie moet ondergaan, zoals een operatie aan het hart, betekent angstreductie natuurlijk dat zijn begrijpelijk gevoel van angst kleiner wordt. Cognitieve klaarheid betekent in diezelfde context dan weer dat de patiënt perfect weet wat hem te wachten staat en wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn.

Het belang van beide elementen is in het verleden meermaals aangetoond door middel van experimenten op echte patiënten. De conclusies zijn vrij duidelijk. Een patiënt die voor de operatie een tweepersoonskamer deelt met een patiënt die ofwel zelf een gelijkaardige operatie moet ondergaan, ofwel zelf herstelt van een minstens even gevaarlijke operatie, voelt duidelijk minder angst voor zijn eigen operatie. Een patiënt die na de operatie een tweepersoonskamer deelt met iemand uit een van beide net vermelde groepen, herstelt tevens sneller van zijn eigen ingreep.

De verslagen van dergelijke experimenten zijn vaak lang, vergeven van tabellen vol cijfers en niet al te vlot geschreven. Kort samengevat, komt het erop neer dat mensen in een angstaanjagende situatie minder angst ervaren als ze kunnen praten met mensen die zich in dezelfde situatie bevinden of met mensen die al eerdere ervaringen van dezelfde aard hebben. Er is geen reden om aan te nemen dat er een significant verschil is tussen de beleving van angst voor het mogelijk zelfs dodelijke snijwerk van een chirurg en andere angstaanjagende vooruitzichten. In het brein gaat het niet om de gegrondheid van de angst, want de meeste dokters weten echt wel waar ze hun scalpel mogen laten neerkomen, maar om de intensiteit waarmee die angst wordt ervaren, zelfs als uit de statistieken blijkt dat het risico eigenlijk miniem is.

We kunnen de angst voor een hartoperatie dus gerust vervangen door een ander gegeven dat al dan niet gegrond angst aanjaagt, zoals vreemdelingen, jobverlies, echtscheiding of milieuvervuiling, met als metacategorie natuurlijk de terroristische aanslag, een daad die er rechtstreeks en bewust op gericht is mensen angst aan te jagen. De reactie op die angst zal steeds dezelfde zijn, namelijk wat psychologen ‘sociale affiliatie’ noemen.

Ook dit begrip is in de loop der jaren door middel van allerlei experimenten geduid. Het komt erop neer dat mensen in een angstaanjagende situatie het gezelschap verkiezen van anderen die zich in een gelijkaardige situatie bevinden. Gedeelde smart is halve smart, zeiden de grootmoeders van weleer. De mate waarin iemand actief op zoek gaat naar gezelschap, wordt door allerlei factoren bepaald [1], maar wel wordt steeds de voorkeur gegeven aan mensen die zich in een gelijkaardige situatie bevinden. Patiënten die geen vergelijkbare operatie moeten ondergaan of die geen zinvolle ervaringen kunnen delen, zijn minder aantrekkelijk. Ze zorgen niet voor een echte angstreductie en hun woorden bieden geen cognitieve klaarheid.

Ook hier kunnen we de nakende operatie als motor van de zoektocht naar sociale banden vervangen door het gevoel dat er een nakende invasie van vreemdelingen voor de deur staat, dat de volgende besparingsronde het einde van het eigen contract zal betekenen, dat de partner op het punt staat de koffers te pakken of dat de opwarming van de aarde onze omgeving onleefbaar zal maken. Mensen zoeken anderen die zich in een gelijkaardige situatie bevinden, want die mensen kunnen hen helpen om minder angst te voelen en duidelijker te snappen wat er aan de hand is.

Natuurlijk kiest niemand volledig zelf met wie hij al dan niet contact heeft, maar daar komt die affiliatie net om de hoek kijken. Het gaat immers om wat in vaktermen ‘cognitieve zelfevaluatie’ wordt genoemd. Mensen hebben blijkbaar de onbedwingbare neiging een antwoord te zoeken op de vraag of ze een situatie al dan niet correct inschatten. Helaas zijn diezelfde mensen vaak het slachtoffer van een groepsdynamiek waarvan ze zich niet bewust zijn. Mensen met gelijkaardige meningen, waaronder hun reactie op hun angstgevoel, worden als betrouwbaarder beschouwd als mensen met een sterk afwijkende mening. Meer nog, mensen wiens mening te zeer afwijkend is, worden niet meer ernstig genomen. Hoewel zij objectief beschouwd misschien gelijk hebben, hebben zij geen invloed op het terugdringen van angst of op het duidelijk inzicht in de eigen situatie.

Een extreemrechts politicus heeft het gemakkelijk. Hij moet enkel zoeken waar de angst van de mensen zich situeert en hij kan daarop inspelen. Hij weet dat die mensen op zoek zijn naar de affiliatie met iemand die hun gevoelens deelt. Hij kan zijn potentiële kiezers vertellen dat hij hetzelfde denkt of hij kan zelfs verwijzen naar zijn eigen negatieve ervaringen met de bron van die angst. Het wordt nog een stuk gemakkelijker als de angst is gefocust op een duidelijk onderscheiden maatschappelijke groep. Vroeger waren de tegenstanders in extreemrechtse propaganda wel eens communisten of goddeloze socialisten, maar in feite kon men aan een voorbijganger op straat zelden zien welke politieke ideeën hij aanhing. Met allochtonen wordt dat al een stuk eenvoudiger.

Het gaat er trouwens niet om welke groep het doelwit wordt. Nu zijn het allochtonen, maar het kan eender wie zijn die behoort tot de groep die eenvoudig samen te vatten valt als “niet-wij”. Het komt er enkel op aan mensen aan te praten dat een bepaalde groep, waartoe zijzelf uiteraard niet behoren, de oorzaak is van alle problemen en bijgevolg ook van alle angstgevoelens die hiermee gepaard gaan.

Dit roept natuurlijk de vraag op waarom zo veel mensen zich angstig voelen. Objectief beschouwd, valt het allemaal nog wel mee, zeker in vergelijking met eerdere generaties. Goed, de aanslagen van kleine, maar uiterst gevaarlijke terreurcellen hebben slachtoffers gemaakt, niet in het minst op de luchthaven van Zaventem of in een Parijse concertzaal, maar mijn grootouders hebben twee bloederige wereldoorlogen meegemaakt. West-Europa kent al enkele decennia vrede. We hoeven niet te vrezen om een nieuwe inval van de Duitse legioenen, om een hervatting van de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland of om een religieus geïnspireerde slachting van, naar keuze, katholieken of protestanten tijdens een nieuwe Dertigjarige Oorlog. Dat mensen zich door extreemrechtse demagogen laten meeslepen, betekent enkel dat ze gezelschap zoeken om hun angstgevoelens onder controle te houden, maar biedt geen oorzakelijke verklaring. Daarvoor moeten we naar een andere doos uit het gigantisch archief van het psychologisch onderzoek. Angst is namelijk slechts een mogelijk gevolg van wat als een reëel of potentieel toekomstig probleem wordt ervaren. Men zou ook kunnen proberen dat probleem op te lossen of te voorkomen zonder angst te ervaren.

Er zijn talrijke proeven over de omgang met negatieve ervaringen uitgevoerd op mensen en dieren. Dat laatste ging niet altijd met evenveel gevoel voor ethiek gepaard, want stress, bijvoorbeeld, werd in het verleden vaak gemeten door ratten aan bepaalde omstandigheden bloot te stellen en ze meteen nadien te dissecteren om hun maagzweren te analyseren. Gelukkig hebben al deze onderzoeken wel nog bruikbare resultaten opgeleverd. Een van de belangrijkste conclusies is dat dieren en mensen niet in alle omstandigheden even helder, actief en oplossingsgericht op een probleem reageren. Meer nog, de omstandigheden en de eerdere ervaringen met vergelijkbare omstandigheden bepalen zelfs in doorslaggevende mate hoe iemand zich ten overstaan van een probleem gedraagt.

Een van die experimenten draait rond ratten in een kooi. De ratten krijgen met intervallen elektrische schokken door de metalen vloer van de kooi, waar elektrische leidingen aan verbonden zijn. Vlak voor elke schok weerklinkt in de kooi van een aantal ratten een fluitsignaal. Sommige ratten kunnen aan de schokken ontsnappen door naar een veilig stukje vloer te springen. Andere ratten kunnen niet ontsnappen, maar weten dat de schokken eraan komen omdat ze zeer voorspelbaar op het fluitsignaal volgen. Nog andere ratten horen geen fluitsignaal en hebben geen veilig stukje vloer. Zij moeten de in hun ogen volledig onvoorspelbare schokken gewoon ondergaan. Elke herhaling van het onderzoek, met andere signalen dan wat gefluit, met andere negatieve impulsen dan een schok en met andere proefdieren of zelfs proefpersonen, levert hetzelfde op. Wie aan de schokken kan ontkomen, zal later veel oplossingsgerichter met nieuwe problemen omgaan. Wie de schokken kan voorspellen, zal met de negatieve impulsen leren omgaan. Wie helemaal niets kan controleren of voorspellen, vervalt in apathie en probeert ook minder nieuwe problemen op te lossen.

Ook dit kunnen we gemakkelijk verplaatsen naar de wereld van de hedendaagse politiek. Mensen die controle over hun eigen situatie hebben, zullen zich ook machtiger voelen om nieuwe problemen aan te pakken. Mensen die hun situatie op een betrouwbare wijze kunnen voorspellen en analyseren, leren met hun problemen omgaan. Mensen die helemaal geen controle of voorspelbaarheid ervaren, doen op den duur niet meer de moeite diep na te denken over nieuwe problemen.

Die laatste groep is natuurlijk het meest vatbaar voor de manipulatieve trucjes waarmee extreemrechtse populisten komen aanzetten. Zij brengen namelijk een voor deze groep zeer verleidelijke oplossing. Ze zijn niet meer in staat zelf over hun problemen na te denken, maar er staat een grote leider klaar om dat in hun plaats te doen. Ze kunnen gerust in de mentale apathie vervallen die al tijdens onderzoeken naar elektrisch gefolterde ratten is vastgesteld. Dit is de basis van het succes van extreemrechtse partijen en het heeft niets met migratie of  nationale identiteit te maken.

Als die mensen vooral vatbaar zijn voor extreemrechtse propaganda omdat ze het gevoel hebben geen controle over hun eigen leven te hebben en geen betrouwbare voorspellingen over hun eigen toekomst te kunnen maken, zijn ze eigenlijk even goed slachtoffers als daders. Ze helpen misschien een dictator aan de macht, maar dat is het gevolg van hun eigen psychologische conditionering. Wie mensen gedurende lange tijd in onzekerheid laat bestaan, maakt het hen onmogelijk op een volwaardige wijze aan een democratisch debat deel te nemen. Ze kunnen dat niet meer opbrengen, want ze hebben niet de ervaring dat ze hierdoor controle over hun eigen leven of inzicht in de aard van hun problemen kunnen krijgen. Ze hebben enkel de ervaring dat niets helpt, dat de problemen toch blijven bestaan en dat ze altijd volstrekt machteloos zullen zijn.

Het is niet verwonderlijk dat dergelijke personen zich afkeren van de samenleving. Die samenleving heeft in hun ogen tenslotte niets aan hun problemen gedaan. Moderne extreemrechtse politici profileren zich dan ook bewust als anti-establishment-kandidaten. Hoewel ze vaak zelf uit een rijke familie komen, een universitair diploma hebben en nooit armoede hebben gekend, slagen ze erin het beeld te creëren dat ze niet tot de elite behoren. Het onderscheid tussen wie wel en wie niet tot het establishment behoort, heeft echter veel minder met de sociaal-economische status te maken dan men zou denken.

Deze dynamiek, van een gevoel van permanente machteloosheid naar angst en vervolgens naar een vorm van overgave aan de boodschap van iemand die verlossing belooft, is trouwens niet uniek voor blanke Europese of Amerikaanse nationalisten met een racistisch verkiezingsprogramma. Het is net dezelfde evolutie die anderen ertoe brengt zich bij een organisatie als IS of Al-Qaeda aan te sluiten en vervolgens een zelfmoordaanslag op hem volstrekt onbekende voorbijgangers te plegen. Ze hebben niet het gevoel enige controle over hun levensomstandigheden te hebben. Ze hebben niet het gevoel dat ze kunnen voorspellen hoe hun leven zal evolueren of met welke problemen ze nog zullen worden geconfronteerd. Ze zien het gelukkig en harmonieus bestaan van anderen rond hen heen, een beeld dat door een gewetenloze reclame-industrie tot in het belachelijke wordt versterkt [2], en ze vrezen dat zij daar nooit van zullen kunnen genieten. Het is enkel wachten tot een of andere getalenteerde predikant hen ervan overtuigt dat ze zich meedogenloos moeten afzetten tegen deze samenleving die hen tot een slachtoffer maakt. Zelfmoord is ten slotte een van de krachtigste uitingen van het gevoel van machteloosheid en het gebrek aan toekomstperspectief.

Maar dit alles verklaart nog niet waarom bepaalde mensen met betrekking tot hun eigen leven geen gevoel van controle of voorspelbaarheid ervaren. Gelukkig zit die verklaring al enigszins vervat in de begrippen zelf. Controle en voorspelbaarheid kunnen eigenlijk als een enkel woord worden weergegeven, namelijk zekerheid. Wat mensen willen, is zekerheid en dat blijkt niet zo gemakkelijk als het klinkt. In een steeds meer onderling verweven samenleving is zekerheid een maatschappelijk gegeven. Men kan geen individuele zekerheid ervaren indien de samenleving voor onzekerheid zorgt. Nochtans is dit niet voor iedereen een probleem. Er zijn er genoeg die zelfzeker door het leven stappen en zich weinig zorgen maken om de toekomst. Zij voelen zich veilig en stabiel in hun ordelijke leven, wat meteen de echte hedendaagse betekenis van het establishment vormt. Vergeet de grote fortuinen of ronkende titel. De grens tussen wie al dan niet tot het establishment behoort, is de grens tussen de mensen die al dan niet kunnen functioneren in de gevestigde orde, oftewel tussen de mensen die zich al dan niet zorgen om hun eigen toekomst moeten maken. Overdreven rijkdom of prestigieuze posities zijn daarvoor niet essentieel.

Na al deze alinea’s lijkt het plots misleidend gemakkelijk. Als we mensen wat meer zekerheid in het leven bieden, zullen ze niet meer op extreemrechtse partijen stemmen, want ze zullen niet meer op zoek gaan naar een grote leider om hun geconditioneerd gebrek aan eigen denkwerk te compenseren en zullen ze zich niet meer door angst laten drijven om het gezelschap van gelijkgezinde anderen op te zoeken en de aanwezigheid van deviante personen  te verwerpen. Helaas is het niet zo eenvoudig. Natuurlijk niet.

Overal ter wereld hebben de mensen hun maatschappij gebaseerd op machtsverhoudingen en hun economie gebaseerd op concurrentie. Die machtsverhoudingen zitten werkelijk overal, in het gezin, in het onderwijs, in de werksfeer, in het verkeer en zelfs, zij het vaak in iets mindere mate, in het verenigingsleven en de vrijetijdsbesteding. Ook de politieke besluitvorming is hiërarchisch gestructureerd. Stemgerechtigde burgers mogen wel periodiek hun mening over kandidaten in de stemcomputer invoeren, maar hebben zelden inspraak in de beslissingen die hun vertegenwoordigers vervolgens gedurende enkele jaren nemen. De idee van concurrentie als economische drijfveer is minstens even ingebed. Hoewel er volgens consultants en ander tuig “no I in teamwork” staat, stoppen de samenwerking en de inzet voor een gemeenschappelijk doel aan de grenzen van het eigen bedrijf en stopt de overheidssteun aan de grenzen van het eigen land.

Het bestaan van een hiërarchie leidt niet noodzakelijk tot een algemeen gevoel van machteloosheid. Niet elke baas misbruikt zijn macht en bovendien kan het gebrek aan eigen controle worden gecompenseerd door het gevoel van voorspelbaarheid dat, zoals eerder aangetoond, ook een positief effect op de weerbaarheid tegen angst kan hebben. Tenslotte is dat de deal die elke fascistische dictator zijn bevolking voorspiegelt. In ruil voor blinde gehoorzaamheid biedt hij orde en stabiliteit [3]. Hij zou dat niet aanbieden indien hij niet zou aanvoelen dat het de enige reden is waarom de mensen zijn aanwezigheid aan de top eventueel zouden kunnen tolereren.

Ik zou dit nu vanuit een historisch oogpunt kunnen benaderen, met verwijzingen naar de aantrekkingskracht van extreemrechtse partijen in de jaren 1930 of naar de revolutionaire bewegingen van de negentiende eeuw, maar dat maakt de huidige bevolking eigenlijk niet veel uit. Hun angstgevoelens zijn niet ingegeven door een geschiedkundige analyse, maar door machteloosheid. Zij hebben het gevoel dat de machthebbers geen rekening met hen houden. Zij hebben het gevoel dat democratie slechts een leeg begrip is. Ze mogen stemmen, maar ze zien amper een verschil tussen de partijen. Volgens de officiële definitie van het begrip, zouden hun democratische leiders zich moeten inzetten voor het algemeen belang, maar ze merken steeds meer dat het enkel om de belangen van een kleine groep gaat. Die groep kent inderdaad orde en stabiliteit, maar voor hen is dat niet weggelegd.

Op economisch vlak is het zelfs nog duidelijker. Wat mensen willen, is zekerheid, maar het hele economisch model is gebaseerd op onzekerheid en onvoorspelbaarheid. Bedrijven schuiven productiefaciliteiten heen en weer als pionnen op hun schaakbord. Werknemers krijgen hun ontslag omdat hun collega’s in een ander land voor een paar euro per uur minder werken of omdat een ander bedrijf robots heeft ontwikkeld om hun functie overbodig te maken. De grootste bedrijven spelen regeringen tegen elkaar uit om het goedkoopst mogelijke belastingtarief te krijgen. De rekening is voor de belastingbetalers, inclusief diegenen die net werkloos zijn geworden omdat hun eigen bedrijf naar een goedkoper land is verhuisd. De bedrijven leggen hun personeel besparingen op, soms in de vorm van een lager loon maar meestal in de vorm van een hogere werkdruk, om zelf elk jaar meer winst te kunnen boeken. Vaste contracten worden vervangen door nepstatuten, eeuwige interimarbeid en onbetaalde stageplaatsen die jongeren al voor ze goed en wel zijn afgestudeerd naar de antidepressiva moeten duwen. Wie om zekerheid vraagt, wordt uitgelachen, want onze welvaart is blijkbaar gebouwd op de vrijheid van ondernemers om geen rekening met anderen te moeten houden. Volgens economen is het geen non-zero-sum game, maar enkel de toplaag profiteert van de economische groei. Het bruto binnenlands product en de armoede stijgen hand in hand.

Dat klinkt al niet goed, maar eigenlijk is er een nog grotere bron van onzekerheid. Het gaat er zelfs niet om dat mensen nu hun job kunnen verliezen of geen hulp van hun eigen verkozen vertegenwoordigers krijgen. Het grootste probleem is dat ze vrezen dat het in de toekomst steeds erger zal worden. Deze meest angstaanjagende onzekerheid brengt me tot een andere vraag die helaas ook moet worden gesteld. Wiens fout is het nu eigenlijk allemaal?

Men zou de schuld kunnen leggen bij de werkgevers, aandeelhouders en bankiers die voor een geglobaliseerde economie zorgen. Dit klopt echter niet helemaal. Zij zijn, minstens in naam, meestal tegen extreemrechtse nationalisten. Zij hebben immers alle belang bij een vrij verkeer van goederen en bij de mogelijkheid producten te verkopen die in een land met lagere lonen zijn gemaakt. De grenzen moeten minstens open genoeg zijn om kapitaalstromen naar belastingparadijzen mogelijk te maken. Zij zijn misschien verantwoordelijk voor veel problemen waar extreemrechtse stemmers angst voor voelen, maar zij steunen die extreemrechtse politici zelf niet. Hetzelfde geldt voor al die politici van zogenaamde centrumpartijen. Ook zij zetten zich in hun toespraken af tegen de intolerantie en het vaak amper verholen racisme van hun extreemrechtse rivalen. De belangrijkste reden waarom de opmars van extreemrechts hun schuld niet is, ligt echter op een ander vlak.

Zoals al gesteld, zoeken angstige mensen gelijkgezinden of mensen met gelijkaardige ervaringen die hen steunen. Ze zoeken die steun niet bij personen waar ze geen voeling mee hebben. Wie te ver van hen af staat, zoals een rijke bankier, ceo of eerste minister, komt hiervoor niet in aanmerking. Zij leven nu eenmaal in een andere wereld, die vaak met minder beschaafde woorden wordt omschreven.

In mijn ogen ligt de ware schuld bij de groep die tot nu nog maar amper is vermeld, namelijk de mensen die met al die onzekerheid en angst kunnen omgaan. Zij zijn het echte establishment waartegen extreemrechtse demagogen zich, althans tijdens toespraken, afzetten. Zij hebben voldoende zelfvertrouwen in hun probleemoplossende vaardigheden en te weinig angst om voor de extreemrechtse verleiding te vallen. Alleen hebben zij zich de voorbije decennia niet van hun mooiste kant laten zien.

Het is natuurlijk een goede zaak dat er mensen rondlopen die zich niet door hun angsten laten leiden. Zelfvertrouwen is een goede eigenschap, maar wie dit te veel etaleert, kan wel eens arrogant overkomen. Bovendien gaat dit zelfvertrouwen niet altijd gepaard met veel empathie. Velen in deze groep hebben zich boven de angstige massa geplaatst en weigeren in feite elke omgang met wie niet tot hun eigen groep behoort. Ook zij voeren een eigen zoektocht naar sociale affiliatie. Hierdoor hebben ze de mensen van zich vervreemd die ze eigenlijk zouden kunnen helpen. Tenslotte hoeft niet iedereen het warm water uit te vinden. Een rat kan ontdekken dat ze een elektrische schok kan ontwijken door op een veilig stukje vloer van de kooi te springen, maar ze kan dat ook een andere rat door de tralies van beider kooien zien doen.

Zij die mensen kunnen laten inzien dat ze hun stemgedrag niet door angst moeten laten dicteren, zijn niet de politici van andere partijen, laat staan de extreemrechtse politici zelf. Het zijn de mensen die niet angstig zijn. Als zij zich niet hulpvaardig opstellen, zullen zij het establishment blijven, althans tot een extreemrechtse partij echt de macht overneemt en iedereen die niet voldoende onderdanig is van hun veilige posities naar de marginaliteit of erger sleept. Zo lang ze die stap niet zetten, zullen al die mensen die onzeker in het heden staan en de toekomst vrezen hen raken waar het pijn doet, wat me meteen brengt bij een laatste punt dat zeker niet mag ontbreken.

Die onzekere medemensen stemmen niet op een extreemrechtse populist omdat hij in hun ogen een echte intellectuele uitdaging voor de elite vormt of omdat hij in hun ogen het systeem volledig zal hervormen. Ze stemmen op iemand die politiek incorrecte en vaak ook feitelijk foute uitspraken doet die het establishment ergeren. Het gaat niet eens om de reële resultaten, het gaat om het ergeren van mensen die ze op geen enkele andere manier kunnen raken. Hoe grotesker de populist, hoe groter zijn slaagkans. De boodschap is duidelijk:

 “Dat u deze politicus niet kunt uitstaan, is voor mij een zeer belangrijke reden om op hem te stemmen”.

-------------------------
[1] Zo blijkt uit onderzoek onder meer dat eerstgeborenen, waaronder per definitie alle enige kinderen vallen, in moeilijke situaties meer behoefte aan sociaal contact hebben dan mensen die oudere broers of zussen hebben. Ik ga hier niet dieper op in, want dit is geen doctoraatsthesis en mijn artikelen hebben zo al de neiging wat te lang uit te vallen.
[2] Enkel wie de juiste producten kan kopen, kan het perfecte leven leiden van de fotomodellen die gewone mensen moeten voorstellen. Ik daag iedereen uit nog eens een reclameboodschap te vinden waarin effectief productinformatie wordt gegeven. Daar gaat het al lang niet meer om. De vraag hoe goed het aangeboden product werkt, is ondergeschikt aan de vraag in welke mate de consumptie van dat product een voorwaarde wordt om het eigen leven als geslaagd te ervaren.
[3] Omgekeerd zijn de meest gehate dictators net zij die geen orde en stabiliteit bieden, in de praktijk meestal omdat ze de inwoners van het land dwingen te vechten en te sneuvelen in een oorlog die zij als zinloos en verre van uitgelokt beschouwen. Saddam Hoessein en Fidel Castro waren geen van beide democraten, maar terwijl Castro probeerde te overleven, joeg Hoessein meer dan een miljoen mensen de dood in tijdens zijn oorlog met Iran. Castro is rustig in zijn bed gestorven, maar de door velen hartstochtelijk gehate Hoessein is uit zijn paleis verjaagd en uiteindelijk na een bijzonder bondig proces opgeknoopt.