Malcolm suggereert: enkele hippe trends die uit Leuven mogen verdwijnen

Op 24 april 2015 is in de Nederlandse krant Het Parool een artikel verschenen waarin de auteurs komaf maken met een aantal hippe trends of, zoals zij het noemen, hipsterfenomenen die volgens hen beter uit het Amsterdamse straatbeeld zouden verdwijnen. Een aantal van die fenomenen is er gelukkig nooit in geslaagd de tocht naar mijn eigen stad te maken [1], maar Leuven is natuurlijk sowieso Amsterdam niet. Het is dan ook tijd dit Nederlandse schrijfsel aan te vullen met een zestal streek- of stadseigen trends die gerust mogen vervagen uit het gedrag en het geheugen [2].

1) Een glas in een café mag meer kosten als het officieel om een loungebar gaat.

De voorbije jaren zijn veel zogenaamde bruine kroegen en cafés voor minder kapitaalkrachtige jongeren verdwenen. In de plaats wordt het straatbeeld stelselmatig vervuild door etablissementen met een business plan dat de leefbaarheid van de stad duidelijk op de allerlaatste plaats stelt. Een loungebar onderscheidt zich op een aantal punten van een gewoon café. Het interieur is bewust modieus en duur. De drankenlijst bevat vooral veel cocktails, wijnen en andere drankjes die mikken op een publiek dat aan obesitas ter hoogte van de portefeuille lijdt. Het personeel loopt erbij alsof de derde Michelinster in aantocht is. De muziek verdwijnt op de achtergrond, terwijl op de voorgrond het geroezemoes opstijgt van gesprekken met minder diepgang dan een vlot vol Syrische vluchtelingen. Blijkbaar betalen veel mensen liever wat meer om hun ego te strelen met de gedachte dat ze in een zaak zitten die voor de meeste mensen te duur is. Van mij mag deze trend verdwijnen, samen met alle mensen die ooit uit eigen beweging een loungebar zijn binnengestapt. Als dit is wat ze willen, moeten ze maar consequent zijn en naar Knokke verhuizen.

2) Alcoholisme is sociaal onaanvaardbaar gedrag, behalve als het gin-tonic betreft.

In navolging van de rest van het gewest is ook Leuven in de ban van een specifieke drank die om onverklaarbare redenen plots meer allure dan whisky, vodka of cognac heeft. De echte sociale promotie vergt echter nog een bijkomende stap, namelijk de vermenging met een frisdrankje dat blijkbaar alle bestaande vormen van vruchtensap, limonade, spuitwater of cola overstijgt. Wie op een avond twintig pinten drinkt, wordt door velen met de nek aangekeken en riskeert voor de minste averechtse stap een boete waarvan de naam laat vermoeden dat ze in het leven is geroepen om het leven in de stad te vergassen. Wie zich echter tot de zelfverklaarde elite der gin-tonicconsumenten bekent, verdient een plaats in het pantheon der ontwikkelde connaisseurs die op basis van hun drankbestellingen boven de massa kunnen worden geplaatst. Het is zelfs zo erg dat de spellingscontrole van Microsoft Word het woord ‘ginconsument’ als fout aanduidt en het woord ‘gin-tonicconsument’ probleemloos laat passeren. Van mij mogen de trend en de bijbehorende woorden voorgoed verdwijnen, liefst in het gezelschap van de gespecialiseerde bars die er zo uitvoerig reclame mee maken dat een mens zich afvraagt of een gewone pint er nog wel te krijgen is.

3) Een café met minder dan 50 speciale bieren op de kaart is maar een ordinair hol.

Op zich heb ik niets tegen een ruim aanbod. Ik zie ook niet in waarom iemand daar tegen zou kunnen zijn. Alleen is de spreekwoordelijke pendel weer eens in de andere richting doorgeslagen. Steeds meer cafés trachten zich te onderscheiden van de rest door steeds meer met onverwachte ingrediënten verrijkte, moeilijk te verkrijgen of door obscure minibrouwerijen geproduceerde bieren op de kaart te zetten. Dit is geen kwestie van liefhebberij of goede smaak meer. Het gaat om het prestige, met The Capital op de Grote Markt als summum van belachelijkheid. Dit is een café dat mensen, in het bijzonder slecht geïnformeerde toeristen, tracht te lokken met wat volgens henzelf wel degelijk en volgens zowat alle anderen absoluut niet de uitgebreidste bierkaart van het land is. Vervolgens krijgen de naïeve bezoekers te horen dat het bier dat ze echt zouden willen proeven toevallig niet in voorraad is. Het personeel kan enkel hopen dat ze niet te snel terugkomen, want zij weten al op voorhand dat het de komende maanden ook al niet in voorraad zal zijn. Van mij mogen dergelijke ex- en abcessen uit ons stedelijk landschap verdwijnen. Een uitgebreide kaart is prima en de talrijke bierliefhebbers in ons midden verdienen niet minder, maar vanaf een bepaald punt wordt het niet meer dan een zoveelste toeristenval waar de Leuvenaars zelf niets aan hebben.

4) Een hamburger met een doordachte naam is fijnkost van het hoogste gehalte.

Hoewel de hamburger internationaal geseind staat als de fastfoodhap bij uitstek, hebben enkele schrandere marketingspecialisten met een uitzonderlijk inzicht in de slaafse volgzaamheid van de gemiddelde consument een nieuw gat gevonden in een markt met een op zich al onduidelijke bestaansreden. Een van de nieuwste trends is de zogenaamde gourmetburger. Op korte tijd zijn in de Muntstraat twee, ironisch genoeg vlak naast elkaar gelegen, zaken geopend die hamburgers met mooie woorden als echte haute cuisine weten te verkopen. Iets verder, in de Tiensestraat, is er nog zo eentje te vinden. De prijzen liggen ongeveer 300 percent hoger dan de prijzen die worden aangerekend door mobiele kramen die tijdens elke vrijdagmarkt in essentie hetzelfde verkopen, maar toch is elke stoel elke dag opnieuw bezet. Op zich zou men kunnen denken dat ik geen last hoef te hebben van het feit dat een eetgelegenheid waar ik zelf nooit kom goed draait. Mij ergert dit echter mateloos want het is een constante confrontatie met de domheid van vele medemensen. Van mij mag deze trend met pek, veren en ketchup ingesmeerd de stad worden uitgejaagd, liefst in de richting van de Dansaertstraat in Brussel.

5) Een door een singer-songwriter met gevoelige stem gezongen song heeft veel meer diepgang.

Dit is echt een typisch Leuvens probleem. In andere steden is er nog ruimte voor echte muzikale diversiteit en kennen zowat alle genres wel hun proponenten, maar in Leuven zijn de opties wel zeer beperkt geworden. Eigenlijk is wat overblijft, enkel nog de keuze tussen de zogenaamde urban sound, in de praktijk een mengeling van hiphop en alle andere geluiden die de vooral allochtone inwoners van grote Angelsaksische steden voortbrengen, en singer-songwriters, in de ogen van jonge meisjes wandelende synoniemen van emotionaliteit, in de ogen van talentloze aspirant-muzikanten te kopiëren voorbeelden en in de ogen van zowat al de rest castraten die de muziekwereld ontsieren met geluiden die vooral de ouders van slapeloze baby’s gelukkig zouden kunnen maken. Wat me nog het meest ergert aan heel deze ontsporing van wat ooit een bakermat van tegendraadsheid, creativiteit en maatschappelijke rebellie was, is de zelfingenomenheid waarmee de singer-songwriter zijn met enkel een gitaar of met enkele discrete achtergrondinstrumenten begeleide voortbrengsels systematisch en per definitie tot hogere kunst uitroept dan elke song die ook maar een beetje levendigheid en energie uitstraalt. Voorbeelden zijn er in het Leuvense genoeg, van Tom Helsen tot Milow. Volgens Andy Warhol heeft iedereen recht op zijn kwartier bekendheid. Aangezien ze elk apart met moeite 3 decibel per nummer produceren, kunnen onze vleesgeworden slaappillen misschien die vijftien minuten delen en ons vervolgens voor eeuwig en altijd gerust laten.

6) Wie enkel zwart draagt en naar trage muziek met donkere teksten luistert, is een metalhead.

Het is ver gekomen met onze tegencultuur. Vroeger droegen de liefhebbers van heavy metal [3] steevast een veel te nauw spannende jeansbroek en een ook vrij strak rond de bierpens sluitende jeansvest vol patches die de eigen mannelijkheid moesten benadrukken onder een hoofdomvattende dos vettig haar die minstens de schouders aan het zicht moest onttrekken. Ze luisterden al even steevast naar bands die snel of sneller speelden, liefst met een paar solo’s om de gitarist de kans te geven zijn talent in functie van zijn ego aan te wenden. Nu lopen metalconcerten en -cafés vol mensen die enkel zwarte kledij dragen, liefst met wat zorgvuldig gekozen accessoires die de negatieve levenshouding moeten accentueren en met dagelijks gewassen en gekamd haar dat eventueel de schouders kan naderen. Deze mensen luisteren amper nog naar de traditionele gitaarhelden of snelle drummers. Zij verkiezen bands met sombere, vaak maatschappijkritische teksten en trage, slepende riffs, eventueel begeleid door een hele batterij aan keyboards en samplers. Nu kan het mij niet schelen hoe iemand die ik van haar noch pluim ken erbij wil lopen of welke cd’s in zijn kast staan, maar ik snap de eigen categorisering niet. Wat heeft dit nog met metal te maken en waarom vinden mensen die zich in zowat elk opzicht als “klassieke” new-wavers gedragen zich eigenlijk metalheads? Is de enige reden nu echt dat jongeren zichzelf bij metal indelen omdat dit een algemeen aanvaarde term is en ze de andere alternatieven voor de mainstream te obscuur vinden om er zich mee te associëren? Van mij mag deze trend verdwijnen. Dat de maker van puntige schoenen bij zijn leest blijft.

--------------

[1] Of drinken hier ondertussen ook al mensen koffie met, jawel, een klont boter in?

[2] Alvorens verder te lezen, loont het echt de moeite eerst het originele artikel te lezen.

[3] Om tijd te winnen, ga ik hier niet dieper op de naamgeving in. Natuurlijk kent heel die hardrock/heavy metal-wereld in theorie een ruim scala aan subgenres en stijlen, maar het gaat me nu enkel om de momenteel gangbare praktijk.